maandag 29 oktober 2007

Ze draagt
De kleren van de grote wereld

Ze zweeft op hoge haken
Van de jaren 70

En dan wilt ze
Dat ik haar schoon vindt

Fascinerend misschien
Maar zeker niet mooi
I am the black Ganesh
I bite children
I wobble through the streets
And scare the elderly
I abuse
I appear in the nightmares
Of the retards in the morning
I am a tree
Majestic and strong
Reaching for the sky
Feeding into the very earth of things
Through the essence of sin
I am pissed on by every dog

When storm comes
I do not bend
I break
When weight comes to my branches
I break

Sooner or later
I get rotten
The inside out
And nobody notices

I die
Ma live comes crashing down
And nobody notices
I'm left to rot and burn

I desepear into the ground

donderdag 25 oktober 2007

Het is zeer aangenaam ’s ochtends als de mensen op het werk komen en elkaar begroeten. Je merkt allerlei handdrukken: slap, hartelijk, stevig, etc. Lastigste zijn de snelle handen. Er zijn namelijk van die mensen die je een hand geven en ondertussen denken dat het al voorbij is. Eerst schiet hun hand vooruit; meestal te ver. Je moet in alle stilte je haasten je pols te verstuiken om de uitgestoken hand die jouw hand in volle snelheid voorbijsteekt te grijpen. Meestal grijp je dan niet het hand maar de toppen van de vingers of je botst op de muis van de hand en verstuikt je vingers. Daarna haast de hand zich weer naar de zijde van zijn eigenaar. Het enige dat blijft is een vluchtige indruk en de pijn van de verstuiking.
Sommige medewerk(ster)s geven geen hand maar geven hun lippen en hun wangen. Ik snoep van de wangen van de meisjes die ik mag kussen. Spijtig genoeg zijn er ook gekartonneerde dames die denken snoep te zijn. De smaak van duur parfum en lagen schmink lijmt de lippen op elkaar en laat een stoffige plastieken smaak na.
Er zijn verschillende manieren van binnenkomen. Enerzijds heb je de workaholics. Ze wrijven in hun handjes: ze mogen weer werken. Ik heb de indruk dat ze thuis niets mogen uitsteken van één of andere tirannieke medebewo(o)n(st)er. Anderzijds zijn er de zagers: de treinen zaten te vol, de grootmoeders waren te laat voor de kinderen, er was weer file, het regent, het is koud … . Een enkeling komt glimlachend binnen om zich achter zijn bureau te installeren in afwachting van de eerste koffie pauze. Ondertussen leest hij de krant en werkt hij aan zijn teksten.
’s Avonds is het anders. Iedereen is tevreden huiswaarts te keren. Hoewel je op de trein er nog ziet die het niet kunnen laten: de mondhoeken naar beneden, de wenkbrauwen gefronst en de laptop open (op werk, porno, spelletjes of eventueel werk). Ze zitten er belachelijk serieus bij.

zaterdag 13 oktober 2007

Herkent ge mij niet
De nacht komt tot mij
De nacht vindt me bloedmooi
Dode rozen op een zerk

Je lichaam is wit
Als marmer
Heilig en licht als albast
Hijg git gloeiend
Tussen je bloedende slapen
Hey
Wat doe je niet met mij
Of waarom doe je niets
Of wanneer met mij

Kom gewoon buiten
Zeg eens dag
Want
Wie niet gezien is, is weg

Laat de anderen dan feesten
Aan mijn grafdis
Bij de praaltafel voorbij de koepel
En als mijn lijk eindelijk verslonden is
Mag iedereen een laatste keer dansen
Met mijn uitgezaagde beenderen

Dan zal een geworpen handkus mijn lijkmisama verspreiden
En allen zullen naar huis kruipen

Waarom doe je niet mee
Ik bijt niet
Of lijkt het je niet aangenaam
De enige keer dat ik
Roze Bottel ontmoette
Was in de koelende kamer van een zothuis
En het was Duifje
Die me voorstelde
Aan het dartelende lijk van mijn moeder
De bomen rond mijn graf
Staan in vlammen
Hun wortels wringen zich
Tot mijn vloeibaar lijk
Mijn sappen voeden
Hun magere vruchten

Is zelfmoord nu
De wie en de vorm van dadaïsme
Geworden
Grotesk kinderlijk lijk
Dat als bloedcollage
Schokkend bevolkd wordt
Door allerlei chirurgische dampen
Die wel gemeden komen
Omdat het nu eenmaal moet
Of zijn de collages van lijken
Enkel de laatste daad
Van de kunstenaar

dinsdag 9 oktober 2007

Kristalnacht

Het is de nacht dat we
Buitenkomen
Dat we uitkomen
Als oud doch bloesems

Verdronken in massa en lawaai
Dronken van mens en muziek
Ziek van anderen en katers

We komen uit en vliegen als monikskappen
Tussen de lachenden
De dronkaards en de kotsenden
Zo zijn we zover
Dat we dichter lijken
Dat we ons vergeten
Onze moord
Onze dichtersmoord
Mij kussen zomaar
Voorzichtig naderen en le lippen zoeken
Lipelend aarzelen met je tong
En dan toch even binnen dringen

En ik moet antwoorden
Even krachtig en dadig als altijd
Je lippen zoeken en dan naderen
Lispellen op je tong
En dan binnen dringen en versmelten
Tot één mond

maandag 1 oktober 2007

When I return home
late into the evening
I notice things and dreams
no one dreams

Two seats away
sat the zomby
late Truman Capote
with an unlit cigare

he twitched his head
a nervous two or three times
because - I think - it itched
the doctor didn’t stitched
it all too well

perhaps he was late
for breakfast at who ever’s

face to face
with this perversely rotting undead
sat the ghost of Dylan Thomas
mourning over his loss
of a rare and radiant bottle
the angels named Jhonny Walker
lost - I think - in some milky forest