En zo gebeurt het dat ik opnieuw geopereerd
moet worden. Zoals chirurgen steeds zijn, is ook Hij vrij opgelucht :" 's
Morgens snijd ik en 's avonds dans je" De dagen naar de fatale datum zijn
zenuwachtig. Zelfs het leuke weekend in
London wordt overschaduwd door angst voor 3 dagen later. De avond voordien
krijg ik geen hap door mijn keel. Alles staat gespannen.
De ochtend zelf ben ik natuurlijk te vroeg wakker. Alles is te vroeg : de
angst, de yoghurt en het wachten. Zelfs de taxi is vroeg. Een stille maar leuke
chauffeuse rijdt me naar het ziekenhuis.
Daar ik te vroeg ben moet ik wachten aan
het onthaal. Er zijn nog mensen, vooral
koppels. Ik heb niets anders te doe dan naar de sanciferia's te kijken. Ik tel
hun snijdende kanten. Dan let ik wat op de screensaver van het
assurcard-apparaat. Even naar toilet en jawel, het is bijna aan mij.
Het is een lastige taak uit te leggen dat
het allemaal in het verlengde van een oud arbeidsongeval ligt. Na veel Blabla
en papieren wordt ik geëscorteerd naar mijn kamer. Opmerkelijk is het dezelfde
als 12 jaar geleden. Nu is ze wat opgesmukt en gemoderniseerd. “Je mag je
uitkleden en dat hemdje aandoen” Dus plooi ik netjes mijn kleren in de koud
metalen kast en trek het operatiehemdje aan. Het is zoals altijd schaamtelijk
open achteraan. Maar ik moet weinig vrezen van kerkdienaars. Ik zit wat TV te kijken als de deur opengaat
: een onfrisse verschijning in een wit pakje. “Wat is uw medicatie, wie kunnen
we verwittigen, gewicht, lengte, ...” Vele vragen op hetzelfde moment. Vooral
de vraag naar geloof is lastig. Ik antwoord geloofsgetrouw ‘Heidens’ ; ze neemt
het als een misplaatste grap. Wat later
terwijl ik me angstig voorbereid komt een andere, smakelijke verschijning “Je wordt verwacht op de
radiologie, je moet je niet aankleden” Ja zeker ? Halfnaakt naar de radiologie
??? NOOIT !! Na me zorgvuldig weer bedekt te hebben, zak ik af naar de
radiologie. Gelukkig gekleed. Er zit een dozijn wachtenden. Na wat een eeuwigheid lijkt mag ik binnen.
Het is het oude spel compleet opnieuw : gel en blazende koelkasten. De
radioloog bepotelt mijn been en vindt één plek. Vorig onderzoek waren er drie.
Wachten op mijn foto’s op de gang wordt ik geconfronteerd met een vadsige reus
in operatiehemdje, veel te klein voor zijn postuur. “Ik kom van Blankenberge”
begint hij “Ze zijn hier de beste.” Zijn rechter binnendij is betekent als een
kaart van Tweestromenland. Het stelt me gerust dat ze hier de beste zijn. Toch
wil ik er van af zijn. Dan komt Hij. “Kom eens mee.” In Zijn kantoor betast hij
opnieuw mijn been “We gaan dat doen en de rest zo laten” “Wanneer schikt u te opereren ?” “Dat weet ik
nog niet, ga naar uw kamer”
Op weg naar mijn kamer stel ik dezelfde
vraag aan voorbijsnellende witte dames. “Wanneer het Hem schikt.” Dus neem ik de
tijd nogmaals het toilet te bezoeken en maak me klaar om rustig TV te kijken of
te lezen. Als ik terugkom staat er een wit koppel. “’t Is tijd en je bent nog
niet uitgekleed” Ik smijt mijn kleren op een hoopje en duik in het hemdje. “Ik
ga u been scheren” Dat is mij nog nooit overkomen. Met talk gaat de witheer te
werk. Nu ben ik totaal uit mijn evenwicht met één behaard en één kaal been. Dan
wordt ik weggerold. Onderweg verdwijnt de handdoek met de haartjes, die nog
nooit alleen het huis uit zijn geweest, in een wasmand.
In het operatiekwartier is het een
gekwebbel van je welste. Iedereen stelt me gerust en wenst me succes. Hoewel ik
niets moet doen. De chirurgische tafel voelt als een vriezer en het hele
kwartier lijkt op een rommelige ijskast, vooral qua temperatuur. Een
moederlijke helpster stopt me onder een deken. Ik verwijs naar mijn
vroegere pijnlijke lokale verdoving die
12 jaar geleden blijkbaar niet werkte. “Geen schrik, we zullen het goed doen.”
Ik weet niet hoe lang ik daar lig. “Hij is
zoek”, ze vinden Hem niet.
En dan stuift Hij binnen : “Lokale of geen
? Dan zul je iets hebben om over te
schrijven” Hij plant wat een olifant van een naald lijkt diep in mijn been. En
nog eens en nog eens. Dat belooft voor straks. “Voila ik ga nog even naar
beneden.” Mijn been borrelt en kronkelt ; het voelt alsof een pompelmoes onder
mijn vel opgeblazen wordt. En dan komt Hij, gemaskerd en in het groen. “Zet de
tafel in de hoek” Hij is toch niet stout
geweest. De tafel kantelt en ik vrees er via mijn hoofd af te glijden. Ik
wacht. “We zitten al diep” Een pak van mijn hart, ze zijn al bezig. De
moederlijke helpster buigt over mijn rechterbeen en ik voel met mijn tenen haar
vrouwelijke vormen.
“Ziezo” De tafel richt zich weer op en mijn
bed wordt aangerold.
Mijn been is gepakt en ijzig bevroren als
een vacuüm verpakt kalfsbout in de vriezer. “Ge mocht eten en om 5 uur naar
huis”
Ze rollen me een rommel hok binnen, waar 5
andere bedden staan met ronkende mensen. Via telefoon zeggen ze dat ik mag
opgehaald worden. Even denk ik aan de omhaling van PMD of de gele zakken
donderdagavond. “’t Is lokale geweest, we zullen u van voren leggen” Ik luister
ondertussen naar het biebelen van de machientjes bij de schone slapers. Het is
opvallend muzikaal Biebel pots Biebel pots Biebel pots Biebel pots Arreuhh. Af
en toe een motortje dat aanslaat. Hoewel ik weet dat het iets met bloeddruk te
maken heeft kan ik me niet ontdoen van de gedachte aan een stofzuiger voor
iemand die verstopt is. Tot 3 keer toe wordt mijn bed verplaatst omdat een
blauwe dame in de kast moet. Laatst lig ik bij een stapel kartonnen dozen waar
een kraantje uitsteekt. Het lijkt op de pakken mayonaise in het frietkot wat
verderop. Na de beloofde 5 minuten, feitelijk 20, komen ze mij halen. Onderweg
is er een aanrijding met een schoonmaakkarretje, met stoffelijke schade.
Eindelijk eten. De grote plateau wordt
gebracht met een berg bedekkingen. Er onder : twee boterhammetjes met een
schelletje hesp. Tot zover honger en goesting. Dan maar TV en lezen tot 5 uur.
Stormt Hij binnen. “’tIs goed, hé” Hij
grijpt naar mijn tijdschriften over figurines en wargames en begint me uit te
vragen over mijn hobby. “Je mag naar huis” en Hij verdwijnt. Ik sta op en kleed
mij aan. Mijn bevroren been beweegt houterig, steeds in de verkeerde
richting. Ik passeer de bureau van de
witte dames. Ze zijn verbaasd maar durven Zijn verdict niet in vraag stellen.
Een klagende taxichauffeur zet me af.
Mijn stijf been is nog niet wakker. Dat is
pijnlijk voor later
Geraard van Heusden
Het lijkt me nu reeds een eeuw of langer dat we in de regen in inde modder waakten. De grote officieren hadden achter de veilige muren beslist dat we moesten aanvallen.
Zij hebben gezegd "Die moet dood...Die moet sneuvelen... Zij mogen naar huis"
Naar huis ?
hoelang geleden zag ik nog mijn kamer met de inspirerende Bilbiotheek.
We zaten op het bed en elk om beurt lazen we een gedicht. Niet wetend wie of wat de auteurs was. We lieten de woorden van tong tot tong vloeien.
En dan bespraken we elkaars schrijfsels.
Ik hoop dat jij en ik hieruit geraken.
Een kennis van een
kennis zo zou je hem kunnen noemen. Een beetje eenzaam denk ik. Wat vreemde
jongen die toch zeer aangenaam in de omgang is. De kennis van de kennis, niet
de persoon zelf heeft al meerder malen laten vallen dat hij de indruk heeft dat
die kennis wat eenzaam is. De violen worden gelijk gestemd. We kunnen een blind
date organiseren.
Een vriendin van de
vriendin van een vriend zou je haar kunnen noemen. Vriendelijk, aangenaam en
nog leuk uitziend ook. Vreemd dat ze alleen is. De vriendin van een vriendin,
niet de persoon zelf stelt dat we haar kunnen koppelen of minstens voorstellen.
En zo gebeurt het. We brengen
een bezoek aan het museum van Schone kunsten. Ik breng de kennis mee, zij de
vriendin. Het begin is wat schuchter en stroef “Hallo, dit is een kennis”
“Goede middag mag ik een vriendin voorstellen”. Maar al gauw zijn we aan de
praat. De discussie is leuk en hitsig met de nodige cynische opmerking over het
museum en de “kunst”. Een stapje in de wereld en een pintje drinken horen er
ook bij. Het nieuwe trendy café van het museum is de plaats om verder kennis te
maken. Ik besluit te verdwijnen maar dring erop aan dat de kennis en een
vriendin blijven om elkaar te leren kennen. Later hoor ik dat ze samen naar de
nieuwe Potter gaan.
Een paar dagen later
vind ik ze bij een brochette in de Pallieter. Toevallig maar niet ongepast. Ik ben
tevreden dat de date werkt. Na wat gekeuvel en gesmul staat een vriendin op om het
stad in te trekken. Ik verwacht dat een kennis ook gaat. Samen uit samen thuis
zegt men. Maar hij blijft en doet teken dat ik ook moet blijven.
“Ge hebt weer iets gearrangeerd.”
“Goed, he” “Wel heu, ik weet hoe ik dat moet zeggen maar …” “Bedank me later,
hoe ver staat ge ?” “Wel heu … Ik moet er ook vandoor”
Blijkbaar ben ik op glad
terrein gekomen. Er broeit iets.
Later ontmoet ik de
kennis van een kennis, dus niet de persoon zelf. “Weet ge, er is een haar in de
boter” “Oei zijn er problemen” “Weet ge, die kennis van mij, enfin van ons, die
heeft iets belangrijk te vertellen. Het zou te maken hebben met uw pogingen.”
Komt een kennis van de
kennis op de proppen. “ Ik heb iets belangrijk te vertellen” “Ah is er schot in
de zaak ?” “Wel we zien elkaar wel regelmatig. Het is een leuke meid.”
“Uitstekend, doe zo voort” “Ik moet wel iets belangrijks kwijt” “zeg maar” “Ik
ben homoseksueel”
Ja lap, ge doet dan ne
keer iets voor een kennis.
Het gesprek wordt
afgerond en ik blijf met mijn twijfels dat een vriendin dit niet snapt.
Een dag later loop ik
haar tegen het lijf in de Fnac. Ze snuffelt tussen de fantazy romannetjes.
“Hallo” “Hoi” “We
zouden eens moeten praten” “Feitelijk wil ik iets zeggen” “De zaak ligt
misschien ietwat gevoelig”
Koffie in de Midi
tussen de oude en de nieuwe advocaten.
“Weet ge die kennis
die ge mij hebt voorgesteld” “Ik dacht dat het klikte, maar het is misschien te
vroeg” “ Maar er is toch een probleem” “Ah, ik dacht dat het goed ging. Maar ge
hebt gelijk er is iets” “Luister ik apprecieer wat ge tracht te doen maar er is
iets” “Ik zal u laten uitpraten” “Ik ben homoseksueel”
Ja lap
Maar in feite : eind
goed al goed.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten