zondag 24 februari 2013

Van deze trap ben ik gevallen
rechtomlaag, links aan de hoeken.

Vanop de zachte houten treden
over het parket van de tussenhal
tot op de marmeren ondertreden.

Zo diep en bloedend gebroken
heb ik mijzelf gevonden.
De appartementen zijn leeg
niemand komt.

ik kan alleen mijzelf oprapen
krakend heb ik de gebroken botten
teruggestoken

Nu ben ik een gebroken marionet
van mijzelf.
Ik wankel door de straten,
om elk touw een vinger.

Ik zeg wel waarheen
maar mijn stervende stappen aarzelen.

Wanneer iemand mijn pad kruist
kijkt ze meelijdend naar mijn lijntjes.

Geraard van Heusden
Ben ik krijgsgevangene van mij
of heb je mij veroverd?

In alle geval
als buit ben ik achtergelaten.

Ze bouwen een kerkhof
in het citadelpark,
ik lig ergens
tussen de vergeten stenen.

Hier hebben kanonnen gestaan
en krijgers gevochten.

Maar ze hebben mij vergeten,
ik lig langs de weg,
diamant en goud om mijn armen,
maar niemand merkt het.

Ik blijf prooi en buit
ergens langs de dreef
linksachter in het citadelpark.

Geraard van Heusden

zaterdag 2 februari 2013

Het uur van de wolf

De nacht is leeg,
geen schreeuw van wagens,
geen krekelgeslijp.

Pen, inkt en doodskist
dansen op deze grens.

De slaap vlucht
tot een doorkloven week.

Het is de draaischijf,
het middelpunt van een etmaal.
Wanneer de wachters van de nacht
ongewild rustig slapen
en de heraut van de dag
nog niet rondrijdt

De schimmen van mijn moeder
en nonkel Jan
zijn gevlucht
achter de boom.

Mijn letters,
bij walmende kaarsen,
zijn vervloekt.

Tot morgen houden ze stand
dan wordt alles papier


Geraard van Heusden
Zo sprak mijn vader:
als je een vrouw zoekt,
zoen haar teder.

Je zal eeuwig met haar
ontbijten op het terras.
Ze kijkt je aan,
je voelt haar zachte hand.

Zo sprak mijn vader:
als je een vrouw huwt
zul je schreeuwen,
vallen en moorden.

Als je een vrouw vindt
zul je haar achterlaten
voor de laatste bocht.

Laat je haar staan
en zelf ga je
snikkend ten onder

======================

Zo spreek ik:
Als ik een vrouw vind
zal ik haar beminnen
en teder zoenen.

Ik zal eeuwig met haar
wandelen in het park.
Ik voel haar zachte hand,
ze kijkt me aan.

Zo spreek ik:
Als ik een vrouw huw
zal ik teder snikken
en me rechtop houden

Als een vrouw me vindt
zal ik haar bewaren
tot de laatste tunnel.

Ze zal me achterlaten
en zo ga ik
snikkend ten onder


Geraard van Heusden
Ik vond daarnet een haar in de boter. Zoiets dat tussen het smeren en het lekker voorbereiden van de maaltijd zit. En dan is de hamvraag : hoe is dat haar in mijn boter gekomen ? De laatste maal dat ik boter gebruikte is een tijdje geleden. Doch herinner ik me duidelijk dat er toen geen haar in de boter was. Alles verliep en smeerde vlot.
Het haar in kwestie is lang en zwart. Ik heb roestig haar. Het mijne valt regelmatig uit. Ik weet wel wanneer het uitvalt en ik tracht het steeds op te vangen. Dat haar was niet van mij.
Is er misschien een spookminnares die hier haar boterhammen komt smeren en haar haren achterlaat ? Ik weet het niet.
Elke dag heeft zijn mysterie. Vandaag was er een haar in de boter, op meerdere vlakken.
Boterhammen smeren is een alledaagse bezigheid. Ze verloopt niet zonder problemen. Ik kocht een heerlijk vers broodje, gesneden. En dan begon het. Ik haalde de smeerkaas en de paté uit de ijskast en de sla als versiering. Ik weet niet wie de verpakkingen tekent. Maar de aangeduide openingsklep van de paté in blinkende plastiek was de enige plaats waar de plastiek hard gelijmd was. En dan pruts je met vingers, tanden en messen gedurende een kwartier. Het ging om een dergelijke verpakking die weer gezond sluit. Sluiten misschien wel maar openen.
Uiteindelijk opent zich de paté. Natuurlijk scheurt het plastieken hoesje dat weer moet sluiten. Nu de zaak nog op het brood krijgen. Ik neem een kwartje en begin te smeren. Het brood plakt is zeer breekbaar en scheurt. Ik smeer dus de plank en niet het brood dat zich ergens in een hoopje op het einde van het smeercircuit opstapelt.
Ik ben maar niet begonnen aan de smeerkaas of aan mijn boterham

maandag 17 december 2012

mijn boom
staat er weer
ze heeft haar jaarlijkse jurk aan

zo lang geleden
wou ze huwen
met een verre jonge eik

maar haar wortels
hielden haar stevig

de jonker
kijkt kralend naar haar
de hoed is weg
de bloesems vergleden

alles is terug

Geraard van Heusden
mijn boom staat
getooid als een bruid
voor het eenzame altaar
in het park

de ekster heeft
zijn beste hoed op
de vlijtige bruidsjonker
verweert zich her en der
alles is er
de bloesems en de zon
stralend in de lente

mijn boom staat
eenzaam bij haar altaar
de bloesems glijden
als tranen
langs haar schors

de één is weggegaan
de andere vertrekt
bloemen en tranen
blijven vertwijfeld achter

Geraard van Heusden
ze zeggen dat
het nooit zal gebeuren
en toch denk ik
dat het ooit zal zijn
en zelfs zeggen ze
dat het er nooit komt
weet ik
dat het er ooit zal zijn
misschien niet nu
maar waarschijnlijk later
als ik dood ben

Geraard van Heusden
het uur van de wolf
wanneer de nacht leeg is
geen schreeuw van wagens
geen krekelgeslijp

pen inktpot en doodskist
dansen op deze grens

weer vlucht de slaap
tot een doorkloven week

het is de draaischijf
het middelpunt van een etmaal
wanneer de wachters van de nacht
ongewild rustig slapen
en de heraut van de dag
nog niet rondrijdt

de schimmen van mijn moeder
en van nonkel Jan
(handen vol vleugels)
zijn stil gevlucht
achter de boom

mijn letters
bij walmende kaarsen
zijn vervloekt
tot morgen houden ze stand
dan wordt alles papier

Geraard van Heusden
dichterszorgen
dichter bij jou
bij jou weg
dichter bij mij
bij mij alleen

alleen woorden en letters
waaieren uit in golven
gestruikeld glas
teken van vanavond
uitroepteken voor morgen

morgen dichter bij vandaag
dichter bij jou
bij jou weg

Geraard van HEusden

zaterdag 15 december 2012

Mijn vriendin,
Twee vellen wit
gezicht tot aangezicht
lees je wel
wat ik je toewerp
of gaat het je voorbij

In de achtertuin
een paar woorden en wat letters
bij een tas koffie

weggeworpen handkusjes
letters en woorden
zonder betekenis
voor niemand anders
behalve voor jou

Geraard van Heusden
De rozelaar in de tuin
heeft haar gestolen
wit pluizig haar
niemand weet van wie

Ze slentert door de gangen
alleen en achtergelaten
de wind wiegt
haar speelse pluizig haar

Alleen in de nacht
zweeft ze
van kom! tot komen
De ketens merken haar

haar gewaad wuift zachtjes
naar wie haar achterliet

Mijn moeder
slentert door de gangen
tot ik afscheid kan nemen

Geraard van Heusden