De dagen verkorten
Langzaam sluipen
Feest en geschenken nader
De rode linten
Het groene papier
Zonde woorden
Hij geeft aan haar
Zij geeft aan hem
Iedereen blij
Tot het in de kringloop belandt
Dat heb ik al
En dat ook
Geraard van Heusden
mijn schrijven
is onderhevig aan kronkels
in het wilde weg
marcheren woorden
voorbij de lijnen
ik wil dat je leest wat ik schrijf
tot het nuttig is
als een Z zou verschijnen
is alles ZOT
zoals ik en mijn pint
wat blijft er
van woorden
wanneer die als DADA
neervallen
en verbannen worden
uit het rijk van de proza
Geraard van Heusden
ik zie -'s avonds
regelmatig
de geesten van Maria en Anne
bij mijn bibliotheek
in de linkerhoek
hoofdschuddend
naar mijn smaak
plots glimlachen
bij Hugo of Verne
en fronsen bij Peacke
of Danielewski
iets wat zij
niet lazen
moeten ze niet uitspuwen
ze kunnen trouwens geen boek meer vasthouden.
Geraard van Heusden
Hoe dun is de weg
een woud of twee
een windje geur
van onder de eik
of de glans van
een boek met lederen omslag
hoe breekbaar is het moment
van stilte
wanneer niemand beweegt
maar de tijd gaat verder
en sleurt
telkens weer
de stilte en de geur
tot niets blijft
dan de bleke beenderen in het zand.
Geraard van Heusden
Bij het eerste licht
dringen warme grijze stralen binnen
stil en diep
in de eerste ochtend
ben ik alleen
Wanneer de zon laag staat
en links of rechts
de pannen klateren
ben ik alleen
Wanneer ik huiswaarst kom
en de beker aansla
ben ik alleen
wanneer de duisternis
de stad toedekt
en ieder weggaat
ben ik alleen
Geraard van Heusden