woensdag 19 augustus 2015

al is het zomer
Doch vallen de bladeren
de boom aan mijn graf
is dood
vergiftigd
door onze scheiding
en lang reeds
zingen satyrs treurliederen
en vloeien de tranen
van witte dryades

Het was ik niet
Het was jij niet
we waren weg
van elkaar

Het is niemands schuld
doch mis ik je
Doch vallen bladeren
over mijn graf
en niemand
komt snikken

Geraard van HEusden
Ik ben helemaal alleen
nu
met letters en woorden

Hoezeer wil ik
weer letters en woorden
verbinden en vermoorden
tot één lijk
dat brandend
aan mijn zij ligt
ergens voorbij de gralslei

Weer wil ik
woorden op papier zetten
zomaar
uit roes geboren
om niets te doen
dan jou te bekoren

Maar je bent er niet
ik ben helemaal alleen
nu

Geraard van HEusden

zondag 15 februari 2015

Lichamen liggen verstrengeld
in was en paardenhaar
een koppel paart
een broze hand
ondersteunt de bekkens

Alles komt samen
in smeltkroesen van was
geen gezicht
enkel een lichaam

groots en vats
of teder en bemind

ik zag de dryade
ik word het beest

alles hervormt zich tot horens
twee vormen paren
onder was en paardenhaar

tot alleen
het gekreun blijft
onder een doornenkroon

Berlinde staat alleen
en naakt
haar hoofd in haren gedompelt

Zij weet waarom
Zij weet wat
want soms
begrijp ik haar niet

GEraard van Heusden
120 woorden
120 woorden zoeken
120 woorden vinden

en dan toch
lijdzaam toezien
ondanks alles
was ze een mooi meisje

zo lief
en onoplettend
dat elke dag
ik ook naast haar zat

ik beken
ik ben het
die haar betoverde
met 120 woorden

en vandaag
zwijgt iedereen
ik zoek
120 woorden
om bij haar terug te zijn

zo hard
en kosteloos dat ze zijn
mijn 120 woorden
zullen haar strelen
mijn hildeke

Geraard van Heusden
iedere familie
heeft hem of haar
een zotte tante
een zatte nonkel

Vandaag blijft niets over
de tantes en de nonkels
zijn dood

ik doe de zotskap aan
en verschijn als
de zatte nonkel

Ergens sta ik
zoals hij
handen vol vleugels
maar ik vlieg niet

Hoe is alles
zover kunnen komen
ik ben de zotte nonkel
en niemand die het merkt

Geraard van Heusden
ik kan me moeilijk
inbeelden dat mijn moeder
dood is

Doch ligt ze in een te kleine kist
voor het altaar

Al wie hier is
kent mij niet

Achter de kataphalk
loop ik alleen
trots en alleen

Ik alleen breng haar
een lofhuis van één stuk

Wat is er toch gebeurd
dat we vandaag treuren
aan een kleine kist

en mijn broer vraagt
"ligt ze daar nu in?"

ik verdenk mijn vader

Geraard van Heusden
Tora Tora Tora

je stond voor mijn deur
je fiere krukken op en topje

Niemand had me gezegd
dat in nog van Sigrun hield
dus ik liet je gaan
zonder enige woorden
zo voorbij mijn deur

Hoezeer wil ik nu huilen
dat ik je liet gaan

Beloftes en gekreun
heb ik nooit meegemaakt

ik liet je gaan

alsof ik naar een film wou kijken

Tora Tora Tora

en niets meer
waarom heb je niets gezegd

Geraard van HEusden

vrijdag 19 september 2014

het was anders
zei ze
teder en bij zonder

ik zat en dronk
ik weet niet anders

het was hetzelfde bed
de zelfde lakens

misschien was zij anders
of een andere
aan de hoek van de straat

bij mij was alles hetzelfde
voor haar was alles anders

ik weet niet wat
anders was

doch in de ochtend
als ze weggaat
met mijn geld
zal ik zeggen
zij was anders

Geraard van Heusden

zondag 24 augustus 2014

mijn beukenhout toilet
nergens ga ik zonder u
kersenerven zijn met u

als ik alleen ga
ontbreekt het mijn aan u

het doet pijn
telkens de verplegers
in afwezigheid nemen

en alles keert terug
naar een verkeerde richting

bij mij in het beukenhout kabinet

zo lang als wij bestaan
zo lang zal de keuze
ons allen vallen beperken

ik neem afscheid
ge zijt niet meer nodig
ach, mijn beukenhout kabinet

Geraard van Heusden
ik zie een graf
met een paar kostuums rond

Traag zinkt mijn kist
of doen ze dat tegenwoordig
met een graafmachine

allen zijn uitgeput
en niemand denkt eraan

alles is voorbij
de wereld draait rond
de dag "Morgen" is heengegaan

en niemand denkt eraan
haal ons een pintje
drinken op de gezondheid
van de dode

Geraard van Heusden

woensdag 20 augustus 2014

het kieken vrij naar EA Poe

1
Eens tijdens een slaaploze nacht toen ik verstrooid las
in oude en stoffige jommekes vol vergeten kennis,
zo ik dommelde schuddebolde, hoorde ik een grol
alsof iemand in mijn donderde voorbij mijn kamer.
“’t Is mijn maag” wekte ik “mijn maag die grolt”.
            Dat alleen en niets meer.

2
Nu ik eraan denk, het was bijna juni
en elke cursus duwde zijn blok over de vloer.
Zo erg verstond ik de nacht – ik zocht de slaap
in mijn jommekes – denkend aan chocolade,
de zeldzame en heerlijk pot die d’Engelen choco noemen ;
            nergens hier en nergens daar.

3
En elke geeuw, elk drugsspeeksel
vulde en bebouwde me met goesting nooit gevoeld.
Zo erg dat om mijn maag te stillen ik herhaalde
“We zullen een pak friet binnen halen.”
Gewoon een kleintje met tartaar.
            Dat zal helpen en niets meer.

4
Ogenblikkelijk werd mijn pijn groter, ik twijfelde niet :
“maag” zei ik “ of lever, uw barmhartige vergiffenis smeek ik.
Feit is dat ik dommelde en u zo rustig rommelde
zo vaag brulde u, grolde u in mijn buik
dat ik u amper herkende”. Nu opende ik de frigo,
            confituur daar en niet meer

5
Diep staarde ik in de ijskast, lang vroeg ik me af,
twijfelend, nadenkend zoals niemand ooit nadacht.
Maar de leegte was pertinent en de stilte bewoog niet ;
het enige woord gesproken was het gefluister “chocolade”.
Zo fluisterde ik en de echo weerkaatste “chocolade”,
            enkel dit en niets meer.

het kieken 2

6
Terug in de kamer met mijn maag die keerde
hoorde ik weldra een getik anders dan daarnet.
“Wel wel” dacht ik “dat is iets in mijn keuken,
even kijken wat het tikkende is en het geheim bestuderen.
Laat ik kalm zijn en niet vrezen voor mijn beurs:
            hopelijk niet mijn oude frigo.

7
Ik stopte in de keuken als met veel gekakel en laweit
binnen strompelde een kieken van het hok wat verderop.
Geen goedendag bracht zij noch staarde of stopte zij,
maar met air van koning of prins zat ze op mijn blad,
ging zitten aan mijn inktpot naast mijn blad.
            Broedde en zat en niets meer.

8
Da wit kieken keerde mijn grollende maag tot grommen.
Door heerlijk vet verleden dat uit haar pluimen scheen.
“Misschien vet en jong,” zei ik “ge zijt nog rauw,
ongeplukt en levend beest van het hok verderop.
Zeg me hoe ik u klaar maak ; met uitjes en spekjes ?
            Kakelde de kip : "kukeleku".

9
Ik benaderde deze aardse kreet zo duidelijk.
Doch zei het niets – had geen betekenis.
Want niemand kan zeggen dat elkeen
ooit verkreeg : een lekker vet beest.
Beest of dier in de keuken naast de inktpot,
            welgevormd als deze kukeleku

10
Maar het kieken eenzaam bij de inktpot zweeg.
Een schreeuw alsof zij haar doodsangst uitzong ;
niets meer kwam er – geen vleugeltje bewoog.
Ik kon alleen maar denken “andere dieren zijn hier geweest”.
Later of morgen steek ik haar in de oven met mijn hoop.
            Toen zei de kip “maar niet nu”.

het kieken 3

11
Verbaasd door de stilte gebroken door een duidelijk antwoord,
“Zonder twijfel” zei ik “wat het spreekt is enkel geheugen
geleend van een ongelukkige boer wiens ramp
snel volgde en sneller nog tot één woord
tot de hennen hun hoop uiten in melancholie
            als kukeleku

12.
Maar het kieken veranderde mijn hongerige maag in een glimlach
Recht tegenover zette ik een stoel voor kip, inktpot en keuken.
Op het hout zittend, benam ik mij tot denken,
leuk tot leuk, denken wat deze vette kip –
wat dit wit ongepluimd voedselrijk beest
            bedoelde met kukeleku

13.
Zo zat ik denkend, geen woord
Aan het beest wiens ogen brandden tot in mijn maag
Dit en meer zat ik denkende, mijn hoofd ter ruste
Op het vloeren kleed van een kussen met licht erover
Niets meer dan een kleed van een kussen met licht erover
            Ze zal weerdrukken, oh, Kukeleku

14.
Doch methodisch werd de lucht zwaar, onder ongekende wierrook
Verdeeld door een engeltje licht tredend op de tapijten vloer
“Beest” riep ik “Wat heeft God u gelaten – door engelen gestuurd
Rust – spijt en Absint vanwege de herinnering aan Choco
Drink, oh, drink deze lieve Absint en vergeet de Choco!”
            Kakelde de kip “Kukeleku”

15.
“Profeet” zie ik, “kwaad ding! – stille profeet, als vogel of duivel
Als door storm gezonden, of door storm hier aan land gespoeld,
Verlaten maar ongezocht, in deze verlaten lege keuken –
Op dit pijnlijk leeg huis – zeg me, ik smeek –
Is er – is er boter in de ijskast – zeg me – zeg me ik smeek
            Kakelde de kip “Kukeleku”