zondag 2 mei 2010

En zo gebeurt het dat ik opnieuw geopereerd moet worden. Zoals chirurgen steeds zijn, is ook Hij vrij opgelucht :" 's Morgens snijd ik en 's avonds dans je" De dagen naar de fatale datum zijn zenuwachtig. Zelfs het leuke weekend in London wordt overschaduwd door angst voor 3 dagen later. De avond voordien krijg ik geen hap door mijn keel. Alles staat gespannen.
De ochtend zelf ben ik natuurlijk te vroeg wakker. Alles is te vroeg : de angst, de yoghurt en het wachten. Zelfs de taxi is vroeg. Een stille maar leuke chauffeuse rijdt me naar het ziekenhuis.
Daar ik te vroeg ben moet ik wachten aan het onthaal. Er zijn nog mensen, vooral koppels. Ik heb niets anders te doe dan naar de sanciferia's te kijken. Ik tel hun snijdende kanten. Dan let ik wat op de screensaver van het assurcard-apparaat. Even naar toilet en jawel, het is bijna aan mij.
Het is een lastige taak uit te leggen dat het allemaal in het verlengde van een oud arbeidsongeval ligt. Na veel Blabla en papieren wordt ik geëscorteerd naar mijn kamer. Opmerkelijk is het dezelfde als 12 jaar geleden. Nu is ze wat opgesmukt en gemoderniseerd. “Je mag je uitkleden en dat hemdje aandoen” Dus plooi ik netjes mijn kleren in de koud metalen kast en trek het operatiehemdje aan. Het is zoals altijd schaamtelijk open achteraan. Maar ik moet weinig vrezen van kerkdienaars. Ik zit wat TV te kijken als de deur opengaat : een onfrisse verschijning in een wit pakje. “Wat is uw medicatie, wie kunnen we verwittigen, gewicht, lengte, ...” Vele vragen op hetzelfde moment. Vooral de vraag naar geloof is lastig. Ik antwoord geloofsgetrouw ‘Heidens’ ; ze neemt het als een misplaatste grap. Wat later terwijl ik me angstig voorbereid komt een andere, smakelijke verschijning “Je wordt verwacht op de radiologie, je moet je niet aankleden” Ja zeker ? Halfnaakt naar de radiologie ??? NOOIT !! Na me zorgvuldig weer bedekt te hebben, zak ik af naar de radiologie. Gelukkig gekleed. Er zit een dozijn wachtenden. Na wat een eeuwigheid lijkt mag ik binnen. Het is het oude spel compleet opnieuw : gel en blazende koelkasten. De radioloog bepotelt mijn been en vindt één plek. Vorig onderzoek waren er drie. Wachten op mijn foto’s op de gang wordt ik geconfronteerd met een vadsige reus in operatiehemdje, veel te klein voor zijn postuur. “Ik kom van Blankenberge” begint hij “Ze zijn hier de beste.” Zijn rechter binnendij is betekent als een kaart van Tweestromenland. Het stelt me gerust dat ze hier de beste zijn. Toch wil ik er van af zijn. Dan komt Hij. “Kom eens mee.” In Zijn kantoor betast hij opnieuw mijn been “We gaan dat doen en de rest zo laten” “Wanneer schikt u te opereren ?” “Dat weet ik nog niet, ga naar uw kamer”
Op weg naar mijn kamer stel ik dezelfde vraag aan voorbijsnellende witte dames. “Wanneer het Hem schikt.” Dus neem ik de tijd nogmaals het toilet te bezoeken en maak me klaar om rustig TV te kijken of te lezen. Als ik terugkom staat er een wit koppel. “’t Is tijd en je bent nog niet uitgekleed” Ik smijt mijn kleren op een hoopje en duik in het hemdje. “Ik ga u been scheren” Dat is mij nog nooit overkomen. Met talk gaat de witheer te werk. Nu ben ik totaal uit mijn evenwicht met één behaard en één kaal been. Dan wordt ik weggerold. Onderweg verdwijnt de handdoek met de haartjes, die nog nooit alleen het huis uit zijn geweest, in een wasmand.
In het operatiekwartier is het een gekwebbel van je welste. Iedereen stelt me gerust en wenst me succes. Hoewel ik niets moet doen. De chirurgische tafel voelt als een vriezer en het hele kwartier lijkt op een rommelige ijskast, vooral qua temperatuur. Een moederlijke helpster stopt me onder een deken. Ik verwijs naar mijn vroegere pijnlijke lokale verdoving die 12 jaar geleden blijkbaar niet werkte. “Geen schrik, we zullen het goed doen.”
Ik weet niet hoe lang ik daar lig. “Hij is zoek”, ze vinden Hem niet.
En dan stuift Hij binnen : “Lokale of geen ? Dan zul je iets hebben om over te schrijven” Hij plant wat een olifant van een naald lijkt diep in mijn been. En nog eens en nog eens. Dat belooft voor straks. “Voila ik ga nog even naar beneden.” Mijn been borrelt en kronkelt ; het voelt alsof een pompelmoes onder mijn vel opgeblazen wordt. En dan komt Hij, gemaskerd en in het groen. “Zet de tafel in de hoek” Hij is toch niet stout geweest. De tafel kantelt en ik vrees er via mijn hoofd af te glijden. Ik wacht. “We zitten al diep” Een pak van mijn hart, ze zijn al bezig. De moederlijke helpster buigt over mijn rechterbeen en ik voel met mijn tenen haar vrouwelijke vormen.
“Ziezo” De tafel richt zich weer op en mijn bed wordt aangerold.
Mijn been is gepakt en ijzig bevroren als een vacuüm verpakt kalfsbout in de vriezer. “Ge mocht eten en om 5 uur naar huis”
Ze rollen me een rommel hok binnen, waar 5 andere bedden staan met ronkende mensen. Via telefoon zeggen ze dat ik mag opgehaald worden. Even denk ik aan de omhaling van PMD of de gele zakken donderdagavond. “’t Is lokale geweest, we zullen u van voren leggen” Ik luister ondertussen naar het biebelen van de machientjes bij de schone slapers. Het is opvallend muzikaal Biebel pots Biebel pots Biebel pots Biebel pots Arreuhh. Af en toe een motortje dat aanslaat. Hoewel ik weet dat het iets met bloeddruk te maken heeft kan ik me niet ontdoen van de gedachte aan een stofzuiger voor iemand die verstopt is. Tot 3 keer toe wordt mijn bed verplaatst omdat een blauwe dame in de kast moet. Laatst lig ik bij een stapel kartonnen dozen waar een kraantje uitsteekt. Het lijkt op de pakken mayonaise in het frietkot wat verderop. Na de beloofde 5 minuten, feitelijk 20, komen ze mij halen. Onderweg is er een aanrijding met een schoonmaakkarretje, met stoffelijke schade.
Eindelijk eten. De grote plateau wordt gebracht met een berg bedekkingen. Er onder : twee boterhammetjes met een schelletje hesp. Tot zover honger en goesting. Dan maar TV en lezen tot 5 uur.
Stormt Hij binnen. “’tIs goed, hé” Hij grijpt naar mijn tijdschriften over figurines en wargames en begint me uit te vragen over mijn hobby. “Je mag naar huis” en Hij verdwijnt. Ik sta op en kleed mij aan. Mijn bevroren been beweegt houterig, steeds in de verkeerde richting. Ik passeer de bureau van de witte dames. Ze zijn verbaasd maar durven Zijn verdict niet in vraag stellen. Een klagende taxichauffeur zet me af.
Mijn stijf been is nog niet wakker. Dat is pijnlijk voor later

Geraard van Heusden

Geen opmerkingen: