HUIS


Achter het prieeltje sas er een vijver. Daar zaten juffrouwen te lezen, waarschijnlijk de zoveelste vertaling van Jane Austen’s meesterwerken. Daar (achter de treurwilg) zaten koppeltjes te zoenen en handen vast te houden.
De banken zijn vandaag verroest en vermolmd. De vijver is vermoord en het kleine moeras met algen en wieren is verdwenen. Ook de afgewaaide zware takken van de oude treurwilg liggen in de schoot van de Moeder.
Het is gevaarlijk terrein. De voeten zinken weg en alles is sompig.



Met wat drukwerk openen we de zware dubbel deur. Het vastgekoekte grind en zand bekrast de mooie marmeren vloer. De zware broketen gordijnen (of wat daarvan overblijft) zijn toe. Ook de luiken zijn toegeslagen. Elke stap doet stof opdansen in de paar zonnespiezen tussen de luiken en de overblijfsels van de gordijnen.
De massieve hoge centrale trap is de eerste overdonderende verwelkoming van het Huis. Alles is wat stoffig, gekraakt en grijs. Bovenaan was het parelmoer blauw geschilderd met wat plekjes wit. Het was alsof je door een glazen koepel naar buiten keek Anderen waren gepleisterd met namaak blaadjes van eik en klimop, die als dieven in de hoeken verbleven. De zijmuren van de monumentale trap waren bekleed met fijn streperig fijnen zijde.
Een garage of auto staanplaats is er niet. Wel een koetshuis voor een dubbel zo groot vervoermiddel met levende kracht.
“Kijk, dat houten portretje kijkt naar voren. Het Huis is zeer nieuw en nog actief.”
Het is moeilijk uit te maken hoeveel huizenhoge verdiepingen en zalen er zijn. Ik herinner me de trap tot de kinderruimtes met het witte schommelpaard en de pastelblauwe bedjes.
Het grootverdiep met de meeste slaapkamers was (en is waarschijnlijk nog) zeer, zeer hoog. Een zolder met majestueuze portetten van generaals, kardinalen en anderen die hier geleefd hebben en gestorven zijn.
Rechts van de monumentale trap is er een bescheiden trap naar beneden. Het rijk van de Kokkin en de Butler. Ofte de ingewanden en levensnoodzakelijke machinerie van het Huis. De gangpaden (geen halls) daar zijn bekleed met grijze balken en goedkoop porselein. Hier mochten we niet komen en bekeken angstig die grote zwarte heren en grijze dames die ons stiekem een lolly toestaken.
Mijn bed- bed- over (enzovoort) grootmoeder of over- over (enzovoort) groot-achter-ouder voerde hier met woede en veel moed het gezag. Met strikte doch zachte hand deelde ze bevelen uit aan de ingewanden van het Huis en wensen aan de excentrieke gasten. ZE was mooi een cocon van strak zijde en warme kant. Ik heb noot begrepen hoe ze kon bewegen, laat staan iets doen.





Wie kan ooit zoveel lezen? Etage achter Etage staan boeken. Ruggen keurig in het gelid. Blauw, bruin, eeuwig groen of stoffig zwart ; ze staan allemaal op de planken. Eeuwen of jaren liggen de wakers van de kennis voor mij.
De doorletter bewoonde papieren en etages zijn te bereiken wanneer je de vaste grond achter je laat. Via smeedijzeren trappen van verroeste kant kom je tot de gepaste verdieping waar heel wat boeken slapen. Tot een onrustige lezer ze openkraakt en tracht de vervlogen avonturen te begrijpen.
Het is een monumentaal magisch moment wanneer je de eerst pagina van zo’n blinkende foliant openslaat. Het klinkt als een marche van voorbijsnellende tijdskevers. Door de lage zonnestralen dwarrelen vlokken stof, als vreemd als de letters.
Een bibliotheek in een Huis als dit bezoek je enkel ’s avonds wanneer de boeken bedekt zijn met gaslicht-schaduwen en de warmte zich beperkt tot een paar meter voorbij de linkse haard. Daar staat opengesteld in een handige rij: een Eiken leespepiter, een laag bureel (met vilt tegen de inktvlekken) en een bijhorende bureaustoel en twee knappe canapés.
Een boek is hier zwaar. Zowel qua vorm en lederen uitrusting als qua inhoud.
Je kan de personen zien schrijven, die doorheen de eeuwen de verhalen neerpenden.
Niet iedereen mag hier lezen. Kwade of ongeschikte kennis liegt grijzend op de loer tussen de boeken. Draai een verkeerde pagina om en je bent slachtoffer van diepdoordachte aanvallen en filosofische vraagstukken.
Nee, er bestaat een bewaakte en goed erkend deel van de letters en pagina’s achter in de kinderkamer. Daar spelen de gepaste verhalen en rijmpjes. Ook met stof en leder maar niet schadelijk.

De andere bibliotheek light achter de hoek van het Tekensalon. 
Dat is klaar en licht. De grote vensters met gebarsten of ontbrekende blauwe glazen, leiden je hand van schets tot schets. Achteraan bij de kleine deur liggen de laatste. De  papieren zijn oud en vergeelt. Wanneer ik er één opraap breekt het doormidden. De schets toont een zittend meisje op het terras. Ze kijkt naar de tekenaar. Een meisje, een jonge vrouw? Wie was ze? Woonde ze hier of was ze een vriendin, een verre nicht van de tekenaar. 


De gietijzeren stoelen -ooit wit gelakt- zijn nog sterk genoeg. Confortabel zijn ze niet en de omvloerste kussens zijn lang vergaan. Zij liggen (enkel brokaatdraad) rechts achter de ingangvensters van het grote terras.
De windrichting is goed gekozen. Vooraan kom de zon aantikken bij de glanzende vensters. Links wordt de wind gebroken door een hoog, versierd paneel. De verfsporen tonen nog de contouren van de wildernistaferelen. Dankzij die groene verf heeft het hout zijn weerbarstigheid behouden.
De arduinen plaveien steken zichtbaar tot aan de grasrand. Maar door de decennia heeft het gazon zijn mossen en sporen uitgezonden. Nu is het verschil tussen terras en tuin wat verwaterd.



De oude zware deur vecht tegen de eerste lichtstraat doorsnijden de donkere gangen. Hier stond mijn bed-over-groot-bed-vader of iets dergelijks te wachten om toegelaten te worden tot het sanctum sanctorum. Daar zou hij plechtig en vol schroom de hand vragen van de oudste dochter
Stof dwarrelt neer. In een nis ligt een witte handschoen, grijs en bevlekt. Naast de nis toont een vaal grijs vierkant dat ooit een klein kadertje naar de wachtend jager glimlachte.



De trap eindigt niet. Een verdieping volgt een ander. Doch moet het ergens eindigen. De hoogste kamers zijn voor de laagsten. De scheiding tussen dieners en diensters is uitgebroken. Dat is waarschijnlijk een eerste effect van mei ’68 op dit huis.



De zuilen ondersteunen een verlegen plafond. Ze verenigen zich met symmetrisch stukadoor-werk. Halve cirkels in de hoeken die uitgroeien naar centrale plantmotieven die de zware lusters inluiden. De lichtbakens zijn er niet meer en de kabels verschijnen als verraderlijke slangen tussen de plasteren bladeren.


In de grote, soms wat onbepaalde ruimtes op het halve gelijkvloers was er nog sterkwerk. Hier den daar liet vocht zich als een duistere schaduw merken. Dat is een voorteken van brekend en vallend gipswerk. Soms halfweg een zinlijk engelhoofdje, soms pal op de ranken van nagebootste wijnranken.
Aan de voet kruimelt het tot wit stof met her en der gebarsten stukken. Op zo’n ogenblik zie je dat de zuilen uit de grote hal bestaan uit namaak-marmer.
Ook de bladgouden lambrisering van de zalen op het schoon verdiep zijn iet vrijwaard van barsten en shuimig vocht. Hier en daar zie je zelfs de luchtige latjes naakt verschijnen. Het ergst is het gesteld met de versierde raamkozijnen. De st.Jacobsschelpen zijn aangetast en merendeel is gebarsten, gevallen en vergaan.

Dank zij  de verduistering en hun lagere levenskwaliteit hebben de werkplekken van de dienaars de tand des tijds beter doorstaan.
Het grote huis staat pal en recht, prooi aan alle perikelen van het klimaat. De centrale oven is rond en grijs gewerkt. De muil met verroest tanden en uitgebreid spit is roetzwart van de braadvuren. De leuvense stoof en de kookdeuren beschermen de vele kleine plekjes waar stoofpotjes klaar-pruttelden voor de belangrijke magen boven. Hier beneden moe je je weg kennen tussen de gespleten plaveien. Voor je het weet sta je in de strenge living van de Butler of de Huishoudster. De één bewaakt de gang deze huizes de andere de meisjes en hun slaapruimtes.

Nog dieper liggen de heiligdommen van de smaak. Bewaarkelders voor mijn en dergelijk waartoe enkel de Butler toegang heeft.

 De tuin is onmogelijk wijd en breed. Ze begint onder aan de prieel-vensters. Achteraan de balzaal is ze het logisch vervolg van een gevoel van ruimte.
De uitgestrekte partijen gras zijn lang niet meer gemaaid of onderhouden. Ik  zie of beeld me in dat een ander tuinman toezag op een leger helpertjes die zorgvuldig iedere vorm van onkruid-aanvallen tegengingen.
Maar deze hebben nu wel niet gewonnen
Achteraan ga je rechts naar de vijver. Zingend riet en schrijverkes doorkruisen een blauwachtige maan-weerspiegeling. De treurwilg raakt met zijn lange vingers het zilveren oppervlak. De kringen verraden vissen of een beginnende regenbui. Hier moet de dochter of haar neef gezeten hebben met een poging tot aanraking of aquarel. En penseel volstaat niet om de kleurenpracht van een oude waterpartij weer te geven. Misschien ligt het onafgewerkte kleinood in een kapot schrift.

Achter de eindprielen van de grote tuin ligt een verborgen stuk. Treurwilgen wenen over een kleine vijver. Maar niemand komt hier graag om te denken aan de overledenen.
De heuvels en stijgende grondpartijen zijn kunstmatig aangelegd. Op de heuvel troont een donkergrijze bouwval. Het koepel dak is half verzakt en de koperen deuren zijn gedeukt. Binnen gaan is moeilijk. De koperen deuren verzetten zich. Alles geurt naar stof en branden metaal. De grote stofwolken kruipen tussen de neusvleugels. Voorbij die pijnlijke moeite daalt een draaitrap naarde donkerte beneden. Hier is de laatste afscheidsruimte ; voordat de kist naar beneden werd gewrikt.

Bij nacht zie je, achter de geciviliseerde tuin, het oude bos of wat er van overblijft. Bij de eeuwenoude Eik is er een glansrode heksenkring. Tussen de takken van zijne Majesteit klimmen jonge eekhoorns. Verder hoor je een bonte specht voor je hem ziet. Bij een poel regenwater van gisteren zitten een paar dikke kikvorsen. 
's Nachts fonkelen hier oude insecten die een beetje licht geven. Misschien zijn het de laatste elfen. De vorige wetenschappers hebben hen het huis uitgejaagd. 

Aan de achterkant van het overdekte terras zijn de glazen platen gebarsten, gebroken en gevallen. Hier zaten ze op warme avonden te genieten van Porto en koffie. De grijze dienaar moest opblijven tot ze wankelend ging slapen.
Opgestapeld in de Noord-oost-hoek staan of liggen de giet-ijzeren stoelen. De zware email is door de jaren gebarsten en hier en daar weggevlucht. Een paar krullen weerstaan het weer en de tijd. Zij liggen gebarsten en gebroken onder de poten van de stoelen
De grote glas-ijzeren deur leidt weer terug binnen.


 

Het park is ietwat verwilderd achtergebleven. De Scheidingslijn tussen de twee terrassen, de rozentuin het oud-groene Labyrinth is niet meer te zien. Alels glijdt in geel-groene tinten tot één geheel waar waarschijnlijk meer leven in geborgen gaat dan lief was aan mijn bed-bed- over etc... grootvader of --moeder. (Eekhoorns en spinnen leven als nooit tevoren)

Op regendagen als vandaag, vrees je voor de grote eikenhouten balken die het gebinte ondersteunt. Zij dragen de latten van de leien van het gitzwarte moeras-ondergroeide dak dat de oude spullen beschermt. Tussen de oude, rottende tapijten staan kasten en koffers, tot lievens toe gevuld met herinneringen. Een lichtblauwe kist zit vol oud speelgoed en een verloren trein. Een bleke morris-koffer bevat kleren uit vervlogen tijden.


De waterpartij achter de tweede rij heesters is reeds lang verworden tot een groene poel algen. De namaak kade staat verzakt tot aan haar voeten in het levende groene slijk. De gebeitst balken tonen reeds lang geen sporen meer van de kindervoeten of parasollen.
Hier kon je genieten van een halve water-bries op een warme zondag. Terwijl de kinderen - voor eens uit de bleek-blauwe kinderkamer- speelden ; brachten de butler een zilveren kan ijzige limonade. Het was het moment  dat je uit beleefdheid een paar saaie buren uitnodigde.
Tijdens de warme zomermaanden trof je hier een liefdeszieke nicht of en toverende tante. Beide wachtten ze op tekens van de plaatselijke Elfjes. Voordat die ook door de oprukkende industire vermoord worden.

Tuin ornamenten gaan niet lang mee. Halfweg tussen het dekte terras en de verwilderde partijen staat de halve Engel. Ze is gescheurd en gebroken halverwege de heupen. De onderste plooien van haar gewaad zijn intact. De Tuniek reikt tot de scherpe scheuren. Ook zijn de meeste randen wel afgestompt door de regen en de wind. De voorbije tijd hebben lijnen de lijnen verborgen. Ergens aan de grauwe sokkel liggen de rest-brokstukken van haar lichaam, gebroken door de val. Links of rechts onder het mos en de klimop liggen stukken van haar ooit majestueuze vleugels. Ze zijn voor steeds losgerukt. Het is moeilijk en vuil haar hoofd te draaien om de zwijgende uitdrukking te lezen. Geen emotie zoals F Knopf. 


Nadat de grote deur gesloten is, wandel ik door de voortuin tot het oude hek. Het is weer laat geworden. Maar misschien is er nog tijd voor een kop koffie of zo.
Aan het einde van de platanen-rij is er een brasserie di het begin van het dorp inleidt. Zou mijn bed-over enzovoort groot-tante hier ook ijs gegeten hebben ? De L-vormige ruimte met laag zwart plafond is half gevuld. Twee speakers trachten een en ongekende schlager aan te prijzen.  Links doen 4 gepensioneerden iets met kaarten. Rechts blikt een koppel van onmerkbare leeftijd naar hun twee legen cappuccino's.
Een meisje, nee een vrouw of een dame ? Boven het lage voorhoofd met scherpe neus verraden drietal zilveren haren dat ze geen meisje meer is. Maar haar fonkelende ogen zijn speellustig als op vorige leeftijd. Verder is haar duister weggestoken lichaam.
Is zij een levensecht portret van de 5 lakens op de grote, oude zolder ?
Afbeeldingsresultaat voor absinthe drinker


Het is een gewoonte geworden. Telkens na een inspectie van het grote huis en een wandeling in de verwilderde tuin ; een koffie in de brasserie net buiten het dorp.
Ze is er altijd, alsof ze gaat zitten voor de deuren openen. Een klant die ingebouwd is in het meubilair achteraan links.
Er is weinig verandering doorheen de dagen: een kleedje of een blouse. Haar glimlach en haarsnit blijven eeuwig.

Het is me nooit opgevallen. Achteraan inde typische kroeg/brasserie/café  zit ze aan de linker-tafel. Gisteren misschien ook en morgen hopelijk ook.
Het is begonnen wanneer ik zaterdag - na het Huis -  een koffie bij de De Standaard Ondanks mijn bezoek was ik vroeger aan de tafel dan andere dagen. Ze stapte binnen en installeerde aan de linkerkant.

Zoals na elk bezoek noteerde ik mijn indrukken. Met een stylo in de linker mondhoek zoek ik het zoveelste woord
"Ze lijkt wel mooi"
Een gedachte sluit zomaar binnen. Hoewel zij een mistig vlek is boven mijn leesbril. Ik recht de bril om wat focus te brengen in haar portret.

Ze zit linksachter, waarom zou ik haar niet groeten.  Een boek op haar tafel wijst erop dat ze belezen is. Uiteraard ben ik benieuwd naar de titel van het boek.

- Ik zag je hier regelmatig zitten

Wat een domme opmerking. Het is een hengel werpen. Ze kijkt op alsof ze niets wil zeggen.

- Alle tafels zijn bezet

Vol overtuiging klapt ze haar boek dicht. Haar ogen zijn donker en verrast

- Ik hoop dat het geen probleem is. Misschien wel ongepast.

Waarschijnlijk was ze hoofdshuddend weggegaan. Ik weetniet hoe me te excuseren voor mijn eerste zinnen.

- Wat vind u ervan ?
tikkend op de kaft van de laatste Marias

- De auteur zegt dat er in stilte kan gelezen worden



Vanuit de stoel is er een wijzende vinger
"Daar is er een mens te vinden. Maar alles is reeds bestudeerd."
De andere stoel met een gouden lederen bestofte linkerkant is een bewijs dat de studerende mens opgestaan is.
"Doch wou ik graag zoeken naar dat ene ding"
"je zult het vinden, alle is onbeschrijfbaar."
Haar korte zin bewijst dat ze niet verder wilt discussiëren. Hard neemt ze haar tas en krullen ; en draait naar de deur. een antwoord of vraag zal er niet zijn.


Wegens de felle winterzon lijkt het hout donkerder dan anders.  Zoals deze ochtend duwt hij de deur binnen.
De vraag blijft het zelfde : Z drinkt La Trappe Blond. Ochtend, middag of avond. Steeds het zelfde
Wanneer hij zo af en toe op het andere bureel werkt is er eerst paniek. Voorbij het votbal-veld is er niet veel.
Gelukkig tref je elkaar in het museum-café. 8€ is de toelating tot het museum. De middag zonder haar duurt te lang


Hij wandelt traag door de oude ochtendmist. Voorbij de hoek ligt de hof. Wijd en breed uitgebouwd sinds de 18' eeuw. Steeds is hij versteld over de monumentale schone bouwsels. Ergens is er toen beslist de geliefde verder te eren dan het leven. De zon priemt voorzichtig door de slierten. Her en der veert de kleur op en hij glimlacht. Gelukkig regent het niet. Zacht wandelt hij voorbij de barokke graven. Rechts achter de muur en dan links verder naar de jongere graven. 
Iets verder liggen zijn ouders. Een bloem en een gedachte aan de voorbije jeugd. De graven zijn al lang niet meer onderhouden; weldra zullen ze verdwijnen. Uitgegraven en verdwenen van het geheugen.
Wat verder ligt zij. Haar ouders wilden niet bijdragen, hij wel. Een te jonge zerk. Ze was zo mooi en lief. Niemand mocht het weten. Ze stierf zo jong. Aan het graf blijft hij even stilstaan. Hoelang is het geleden? Langer dan ieder wil weten. Hij herinnert zich alles nog. De ontmoeting, de eerste dansjes. Vooral de weigering van haar ouders laat diepe sporen na. Waarom mocht hij niet weten dat ze zwaar ziek was, op sterven na dood. 
Naast het pad staat een oud standbeeld van vader Tijd. De zeis is naar beneden gericht over de onleesbare naam op het graf. De gids had er heel wat woorden voor over. De symboliek van de vader zelf, de gebroken zuil, de naar beneden gericht zeis. 
Je kan tegenwoordig zo'n graf kopen en dan kan je erin gaan liggen voor 50 jaar. Blijft natuurlijk de vraag naar uw levensverwachting. Het is onnozel een graf te kopen als je nog 50 jaar zult leven. Je kan dan altijd je eigen graf bezoeken maar er ligt nog niemand in. De knoken en resten van de voorganger zijn opgekuist. Uiteraard is dit niet gratis. Je betaalt 5K voor de kelder en 700 per persoon die erin kan. Ik heb graag een ruime kelder, kwestie van af en toe de benen te strekken. 


Na zovele nachten alleen en onbewoond, zijn de centrale slaapkamers niet aanlokkelijk. Hoe wels ze net geplooid achtergelaten zijn, zijn de bedden verzinkt onder het gewicht van jaar na jaar stof en/of schimmel. De vocht-insijpelening trekt de balken en steunberen scheef. Het is niet langer veilig zich uit te strekken op de oude matrassen. 
De verkleurde wanden van oude zijde verklappen hier en daar iets van waarde. 
De meeste kamers zijn 2aan2 verbonden door een badkamer met oude kranen en porseleinen kannen. Ook bedolven onder slip en schimmel.   

Geen opmerkingen: