maandag 17 december 2007

De bomen rond mijn graf
Staan in vlammen
Hun wortels wringen zich
Tot mijn vloeibaar lijk
Mijn sappen voeden
Hun magere vruchten

Is zelfmoord nu
De wie en de vorm van dadaïsme
Geworden
Grotesk kinderlijk lijk
Dat als bloedcollage
Schokkend bevolkt wordt
Door allerlei chirurgische dampen
Die wel gemeden komen
Omdat het nu eenmaal moet
Of zijn de collages van lijken
Enkel de laatste daad
Van de kunstenaar
Ik hak mijn plaats
Als vleesbeeldhouwer
De brokken dwarelen
Vloekend neer
De gehakte kraakvlakken
Zweren als brakende gehandicapten
Bij elke slag
En om één of andere reden
Schuwt elk mij

maandag 26 november 2007

De wonde
waarin ik mij leg
hebt gij gesneden
uit streelhout
een kinderbed
zonder sierlijkheid
in stilte en nacht
dek ik mij toe
zoet warm
wiegt het bloed
mij nu in slaap

De kristallen snijden
verwonden de doorgang
tot de betoverde dingen
ze brengen de dromen

Dag in Dag uit
zonder nacht
is de dag stellig weg ??

De wonde
waardoor ik ga
scheidt me van jou en van jou alleen
de wonde is een deur
maar een deurvan pijn
ijskoud bed in slaaploze nacht
1 kussen op 2 matrassen

Traag slenter ik
voorbij verwijten

de wonde waarin ik me leg
heb ik gesneden uit gehard staal
terwijl de stemmen
vlijmscherp
vergeten maar niet vergeten
dat jij mij sneed tot bed
een zielloos 1-mansbed
tot later
in de eeuwen der eeuwen.

Heb ik gedacht
de droom te verlaten
om mijzelf te redden ??

Dankzij
wat er dan te redden valt
zijn er ‘s morgens kleuren
als iedereen er is
en mij ter slapen dwingt
in een burgelijk bed
van Staalhout
Haar ogen waren
vreemdeling
haar glimlach was
zacht
omdat ze me niet
snapte

onze vingers
zwommen myriaden in de lucht
en ontdekten
vergeten betekenissen
van zelf uitgevonden woorden
ik ben een man

van vele wonden

de haken trekken
bloederige strepen
over mijn amorf lichaam

de nacht is
mijn
gedroomd
p a r a d i j s

aan de poorten
van M e t r o p o l i s

de deuren staan open
en de geuren van trage DOOD
drijven op klagelijke tonen


de lange lanen
zijn kronkelende
slangen
die gift zijn
voor mijn blinde ogen
Twee jonge krekels
zaten samen
op een paardebloem

bij valavond
speelden ze telkens samen viool
achter in mijn tuin

telkens mijn lief
zich zacht ging wassen
naakt in de vijver

stonden ze
te gluren

de vioolspelende gluipers
Mijne heren
u ter grave dragen
geeft mij zo’n eer
dat ge u kunt indenken
dat mijn dagen reeds lang
ter ziele zijn gegaan
ik zag meer werelden
dan elk van u
kan bedenken

draagt men mij ter grave
elke dag
laat niemand tranen
en iedereen
zal slechts zeggen
“de velden dragen veel vruchten”
de dag van mijn grap

woensdag 21 november 2007

Het is november en de lijken komen uit de kasten. Ze zweven rottend door de gangen van het werk en treiteren door hun bestaan alleen de leidinggevenden.
Het gebeurt niet regelmatig maar soms valt uit de kast van de boekhouder, rechts achter de tweede deur, een half-opgepeuzeld maar niet opgelost kadaver. Het staart de vinder aan met lege, ingevallen ogen en open mond. Die lijkt te zeggen “Dat komt er nu van, mij vergeten, verleden jaar”.
Ergste is dat je het corpus delicti naar de baas moet brengen. Het wankelt naast je met zijn uiteengevallen voeten. Af en toe struikelt het over zijn eigen teenkootjes. In het slechtste geval valt het en moet je een brokje kaaksbeen of ellepijp gaan zoeken onder de kast of in het openstaande bezemhok.
Ze slalommen tussen de bureaus en voor je het weet hebben ze een paar kozijns gevonden. En dan marcheer je met een leger lijken naar de budgettaire baas in de hoop dat hij ze kan oplossen. In één of ander bijtend zuur en zonder veel sporen achter te laten.

vrijdag 16 november 2007

Men ziet regelmatig, meer dan nodig, eigenaardige dingen bij de mensen. Vooral de dagelijkse treinreis van ons edelachtbare pendelaars is een uitstekende kans.

Naast mij kwam een struise kerel zitten. Ik ben al niet van de dunste dus de bank was zeer volledig gevuld. Schichtig nam hij een boek uit zijn te kleine boekentas. De titel kon ik amper uitmaken, iets van « Lords of Chaos » of iets dergelijks. Achter zijn modern spannend bril zweefden zijn ogen over de pagina’s. Oplettend hield hij het boek ongezond dicht tegen zijn hoofd. Mijn nieuwsgierigheid was natuurlijk geprikkeld. Verwonderd zag ik een foto van een man die de Hitlergroet bracht en op de andere pagina een vlammende swastika.
Onmiddellijk dacht ik aan de protesten van de hindoes tegen het plan om het hakkenkruis te verbieden in de gehele EU. Voor hen is het een vredesteken en dus zeker geen wreed teken zoals voor zovele anderen. Zouden de Hindoe soldaten van het Britse leger dan een dergelijk teken op hun helm schilderen zoals de yankees deden in Vietnam (toch volgens S. Kubrick).

Schuins daartegenover zat een warrige man. Het was misschien enkel zijn haar. Met geconcentreerde interesse las hij een woordenboek (prisma’s pocketwoordenboek van de Nederlandse taal). Ook hij droeg een bril die ietwat de groot was. De twee vensters gelden regelmatig naar het tipje van zijn neus tot hij met geijkte gebaren het kleinood weer achter aan zijn orgaan schoof.
Wat leest een man in het woordenboek ? Woorden waarschijnlijk of was hij opzoek naar een Da-Vinci verborgen code. Nu en dan maakt hij kleine aantekening in het boek. Een op zich verwerpelijke gewoonte.

Heel wat reizigers zitten de armen gekruist met opgetrokken benen in hun zitje. Ze trekken zich rillende terug als je ze per ongeluk aanraakt door je eigen ruimte op te eisen. We zijn hier in de Westerse wereld niet gewend dicht tegen elkaar te lopen of te zitten. Aanraken is echt uit den bozen. Ik beklaag ze moesten ze ooit naar Birma of India gaan.
Hoewel het soms zeer aangenaam kan zijn. Een fijne freule nestelt zich bescheiden naast me en ik voel haar vaste dij tegen mijn ietwat bredere hespen. Ze trekt zich niet rillend terug. Haar ribfluwelen broek verzwijgt de aangename botsing. En zo is er toch nog plezier als de trein rilt en stuitert op de wissels.

donderdag 15 november 2007

Boterhammen smeren is een alledaagse bezigheid. Ze verloopt niet zonder problemen. Ik kocht een heerlijk vers broodje, gesneden. En dan begon het. Ik haalde de smeerkaas en de paté uit de ijskast en de sla als versiering. Ik weet niet wie de verpakkingen tekent. Maar de aangeduide openingsklep van de paté in blinkende plastiek was de enige plaats waar de plastiek hard gelijmd was. En dan pruts je met vingers, tanden en messen gedurende een kwartier. Het ging om een dergelijke verpakking die weer gezond sluit. Sluiten misschien wel maar openen.
Uiteindelijk opent zich de paté. Natuurlijk scheurt het plastieken hoesje dat weer moet sluiten. Nu de zaak nog op het brood krijgen. Ik neem een kwartje en begin te smeren. Het brood plakt is zeer breekbaar en scheurt. Ik smeer dus de plank en niet het brood dat zich ergens in een hoopje op het einde van het smeercircuit opstapelt.
Ik ben maar niet begonnen aan de smeerkaas of aan mijn boterham.

maandag 29 oktober 2007

Ze draagt
De kleren van de grote wereld

Ze zweeft op hoge haken
Van de jaren 70

En dan wilt ze
Dat ik haar schoon vindt

Fascinerend misschien
Maar zeker niet mooi
I am the black Ganesh
I bite children
I wobble through the streets
And scare the elderly
I abuse
I appear in the nightmares
Of the retards in the morning
I am a tree
Majestic and strong
Reaching for the sky
Feeding into the very earth of things
Through the essence of sin
I am pissed on by every dog

When storm comes
I do not bend
I break
When weight comes to my branches
I break

Sooner or later
I get rotten
The inside out
And nobody notices

I die
Ma live comes crashing down
And nobody notices
I'm left to rot and burn

I desepear into the ground

donderdag 25 oktober 2007

Het is zeer aangenaam ’s ochtends als de mensen op het werk komen en elkaar begroeten. Je merkt allerlei handdrukken: slap, hartelijk, stevig, etc. Lastigste zijn de snelle handen. Er zijn namelijk van die mensen die je een hand geven en ondertussen denken dat het al voorbij is. Eerst schiet hun hand vooruit; meestal te ver. Je moet in alle stilte je haasten je pols te verstuiken om de uitgestoken hand die jouw hand in volle snelheid voorbijsteekt te grijpen. Meestal grijp je dan niet het hand maar de toppen van de vingers of je botst op de muis van de hand en verstuikt je vingers. Daarna haast de hand zich weer naar de zijde van zijn eigenaar. Het enige dat blijft is een vluchtige indruk en de pijn van de verstuiking.
Sommige medewerk(ster)s geven geen hand maar geven hun lippen en hun wangen. Ik snoep van de wangen van de meisjes die ik mag kussen. Spijtig genoeg zijn er ook gekartonneerde dames die denken snoep te zijn. De smaak van duur parfum en lagen schmink lijmt de lippen op elkaar en laat een stoffige plastieken smaak na.
Er zijn verschillende manieren van binnenkomen. Enerzijds heb je de workaholics. Ze wrijven in hun handjes: ze mogen weer werken. Ik heb de indruk dat ze thuis niets mogen uitsteken van één of andere tirannieke medebewo(o)n(st)er. Anderzijds zijn er de zagers: de treinen zaten te vol, de grootmoeders waren te laat voor de kinderen, er was weer file, het regent, het is koud … . Een enkeling komt glimlachend binnen om zich achter zijn bureau te installeren in afwachting van de eerste koffie pauze. Ondertussen leest hij de krant en werkt hij aan zijn teksten.
’s Avonds is het anders. Iedereen is tevreden huiswaarts te keren. Hoewel je op de trein er nog ziet die het niet kunnen laten: de mondhoeken naar beneden, de wenkbrauwen gefronst en de laptop open (op werk, porno, spelletjes of eventueel werk). Ze zitten er belachelijk serieus bij.

zaterdag 13 oktober 2007

Herkent ge mij niet
De nacht komt tot mij
De nacht vindt me bloedmooi
Dode rozen op een zerk

Je lichaam is wit
Als marmer
Heilig en licht als albast
Hijg git gloeiend
Tussen je bloedende slapen
Hey
Wat doe je niet met mij
Of waarom doe je niets
Of wanneer met mij

Kom gewoon buiten
Zeg eens dag
Want
Wie niet gezien is, is weg

Laat de anderen dan feesten
Aan mijn grafdis
Bij de praaltafel voorbij de koepel
En als mijn lijk eindelijk verslonden is
Mag iedereen een laatste keer dansen
Met mijn uitgezaagde beenderen

Dan zal een geworpen handkus mijn lijkmisama verspreiden
En allen zullen naar huis kruipen

Waarom doe je niet mee
Ik bijt niet
Of lijkt het je niet aangenaam
De enige keer dat ik
Roze Bottel ontmoette
Was in de koelende kamer van een zothuis
En het was Duifje
Die me voorstelde
Aan het dartelende lijk van mijn moeder
De bomen rond mijn graf
Staan in vlammen
Hun wortels wringen zich
Tot mijn vloeibaar lijk
Mijn sappen voeden
Hun magere vruchten

Is zelfmoord nu
De wie en de vorm van dadaïsme
Geworden
Grotesk kinderlijk lijk
Dat als bloedcollage
Schokkend bevolkd wordt
Door allerlei chirurgische dampen
Die wel gemeden komen
Omdat het nu eenmaal moet
Of zijn de collages van lijken
Enkel de laatste daad
Van de kunstenaar

dinsdag 9 oktober 2007

Kristalnacht

Het is de nacht dat we
Buitenkomen
Dat we uitkomen
Als oud doch bloesems

Verdronken in massa en lawaai
Dronken van mens en muziek
Ziek van anderen en katers

We komen uit en vliegen als monikskappen
Tussen de lachenden
De dronkaards en de kotsenden
Zo zijn we zover
Dat we dichter lijken
Dat we ons vergeten
Onze moord
Onze dichtersmoord
Mij kussen zomaar
Voorzichtig naderen en le lippen zoeken
Lipelend aarzelen met je tong
En dan toch even binnen dringen

En ik moet antwoorden
Even krachtig en dadig als altijd
Je lippen zoeken en dan naderen
Lispellen op je tong
En dan binnen dringen en versmelten
Tot één mond

maandag 1 oktober 2007

When I return home
late into the evening
I notice things and dreams
no one dreams

Two seats away
sat the zomby
late Truman Capote
with an unlit cigare

he twitched his head
a nervous two or three times
because - I think - it itched
the doctor didn’t stitched
it all too well

perhaps he was late
for breakfast at who ever’s

face to face
with this perversely rotting undead
sat the ghost of Dylan Thomas
mourning over his loss
of a rare and radiant bottle
the angels named Jhonny Walker
lost - I think - in some milky forest

zondag 30 september 2007

C’est le cercle fou et envoutant
Le cercle des feus follets
Qui dansent

C’est le cercle tournant
Des sorciers et des boucs
Des serieux d’aujourd’hui

C’est le cercle de toujours
D’aujourd’hui et de hier
De demain et d’antan

C’est le cercle de ceux d’aujourd’hui
Qui blessent, reblessent et blesseront toujours

C’est le cercel de ceux qui passent
Ceux que tu ne sera jamais
Et qui t’envient
De ne pouvoir être eux

C’est le cercle de ceux qui encerclent
Les fous les méréands
Ceux qui savent rire
Et les montrent du doigt

C’est le cercle des autres
Mangés d’aujourd’hui

Mécréand je suis
Mécréand je resterais
Encerclé par ceux d’aujourd’hui

Geraard van Heusden
Bij de raad
Van de dageraad

En de rust
Van de avond

Ik sta stil

Al maakt men mij
Plajas van de stad
Hoofdnar van de heer
Voorsnoeper van de staat

Ik sta stil

Hoezeer beweegt mijn hart
Als ik terugkijk
En jou gezicht zie

Geraard van Heusden
And a soft sound
Came up from under the sea
As if drowned men
Would speak
From within strangling sands
The water boiled
An unspeakable voice form showed
And the voice said

Jesus committed suicide

Geraard van Heusden
Mij kussen zomaar
Voorzichtig naderen en le lippen zoeken
Lipelend aarzelen met je tong
En dan toch even binnen dringen

En ik moet antwoorden
Even krachtig en dadig als altijd
Je lippen zoeken en dan naderen
Lispellen op je tong
En dan binnen dringen en versmelten
Tot één mond


Geraard van Heusden

vrijdag 28 september 2007

De huidige crisis is enkel te wijten aan vragen. De oude vragen van weleer. Ze staan met roodgloeiende ogen voor de deur. Ze zijn reeds binnengekomen. Legioenen vragen die alleen één ding vragen, opnieuw vragen. Wat nu ?
De schijnoplossing heeft het vijf jaar uitgehouden. Ergens anders gaan leven. Veranderen van geestesadres, van wereld. Het is maar voor even. Maar je beeldt je in dat ergens iets is dat je opvangt. Maar dan merk je dat vele hoeken leeg zijn. Als onbetekend papier. De goden achten details onbelangrijk. Misschien is maar één adres geldig : de goddelijke stoel.
Het langzaam bovenmenselijk zwoegen naar creatie. En waarom niet.
Als je zeker bent
dat ik dood ben

roep dan niet de anderen
maar zet je
aan mijn laatste bed

en vertel me
hoe stil en rustig alles is

zeg me
dat de zon schijnt
tussen vergeten lentegroen

vertel hen later
dat ik weg ben
anders storen ze mijn slaap

streel mijn haren
een laatste keer
en sluit de deur
laat de duisternis
me zacht omarmen



Geraard van Heusden s.d.

Wouter

Voor wie 't interesseert : morgen trouwt een vriend (Wouter C.) met zijn vriendin Nathalie. Ook van hieruit van harte proficiat
Ridder geraard van Gent is de historische figuur : Ridder uit Gent, geboren ca 1200 en derde zoon van Bruggraaf Zeger[1] van Gent en vrouwe Beatrijs van Heusden. Hij is een trouw[2] ridder die ook op kruisvaart gaat (1235). Zijn eerste vrouw Margaretha van Saintpol verbouwt de krochte van de St janskerk[3]. Hij zelf bouwt er later het koor. Hij zou begraven liggen bij het hoogaltaar van deze krypte. Zijn vrouw werd begraven (volgens sommige bronnen) in de oostelijke kapel.
Hij is de derde zoon en heeft dus feitelijk quasi geen rechten. Wel laat hij van zich spreken in de strijd tussen Ferand van Pörtugal en de gravin van Vlaanderen. Hij noemt zich de duivel[4]. Waarom is niet duidelijk. Hij gaat een donkere huidskleur, zeer zeldzaam op dat ogenblik. Via de magere bronnen is er een vermoeden dat hij een zoon had, geraard de moor (eveneens donker van huid). Deze zou in het zelfde graf begraven liggen.
Hij wil zich laten merken en gaat waarschijnlijk daarom op kruistocht (tijdens zijn afwezigheid werkt zijn vrouw aan de vermelde krypte) en is een getuige bij het verdrag van Compiègne (1237), het nieuw verdrag van graat Thomas (1244) en het verdrag van Parijs (1245).
Zijn tweede huwelijk is met Elisabeth van Sloten een burgerdochter van een rijke koopman. Dit kan wijzen op zijn noodzaak aan geld.
Hij overleed op 25 augustus ca 1277
Hij spreekt een gekuist oud nederlands (Diets)



Geraard de Duivel is de volkse figuur, gebasseerd op de historische figuur maar gecriminaliseerd via de volksverhalen ondermeer opgesteld door Prudence van Duyse. Ook PaulKoecks verhalen brengen aller geweld aan het ligt.
Zo wordt verteld dat zijn ouders hem naar het heilig land wouden sturen wegens zijn drieste aard. De volgende morgen wordt zijn vader gewurgd in zijn bed aangetroffen ; zijn moeder sterft van verdriet.
Het verhaal gaat de ronde dat hij zijn eerste vrouw (margaretha van Saint pol) zou hebben doodgeschopt. Echter had hij een erfgenaam nodig. Dus schaakte hij een tweede vrouw. Deze gaf hem een zoon (Geraard de moor, ook donker van huid). Ondertussen gaat zij nleven met orgiën en brasprtijen.
Op het ogenblik dat zijn zoon een huwbaar meisje voorstelt wordt de vader ook verlekkerd op het kind. Na veel twisten stelt de vader voor te vertrekken tot na het huwelijk. Hij vraagt zijn zoon alle voorbereidingen te kontroleren aan de Rode toren (poort naar Antwerpen aan de huidige Dampoort). De zoon vertrekt maar ruikt onraad[5]. Hij keert in het geheim terug naar het steen. De vader had een aantal rabauwen gehuurd om de zoon éénmaal boven in de toren in een zak te steken en in het water te werpen. Vader Geraard gaat kijkjen en de rabauwen steken een figuur die de trappen opkomt in een zak en smijt die in het water.
Weer ander verhaal vertelt dat de tweede vrouw vlugt om haar zoon te beschermen. Jaren later bezoek de oude geraard de Kermis. Hij herkent zijn vrouw en schopt haar dood. Haar zoon neemt een hellebaard en vermoord woest de woesteling die hij niet herkent. De stadswachten nemen de jongeling gevangen en hij wordt veroordeeld. Hij wordt in een zak genaaid en in het water gesmeten.

Volgens een later boek zou Geraard een magische bloeddiamant veroverd hebben op een sultan in het heilige land. Hij liet de steen in zijn rechteroog naaien. In de jaren vijftig komt een ventje van 12 in het bezit van een plan naar het graf van Geraard (op de muide) Met een bende dieven gaan ze het lijk zoeken om de diamant. Geraard rijst uit zijn graf en laat de wateren rond de muide kolken. Allen komen om behalve de jongen. Deze is zo aangedaan dat hij met erge angsten opgenomen wordt in het instituur (Ghislain)[6]

Uit persoonlijke toevoeging kan het volgende gesteld worden :
In het kader van Live RPG rond vampieren werd Geraard geïnterpreteerd als een oude vampier die over Gent en Valaanderen heerst en de vampieren in zijn hand houdt.Hij is de oudste en trekt in het geheim aan de touwtjes

Meerdere verhalen stellen dat hij en misschien ook zijn zoon nog steeds spoken in het Steen


[1] Het gaat om Zeger II of III die later ook Tempelier wordt.
[2] Dit wordt aangetoond door de geruchten dat op zijn riddergraf 4 honden (teken van trouw) lagen
[3] huidige St bavo kathedraal
[4] Gerardus Gandavo dictus diabolus
[5] zijn vader is nooit weggegaan.
[6] VAN RIJCKEGHEM J-CL & VAN BEIRS P : Duivelsoog, Facet, antwerpen, 2002

aanval van gezondheid

We gaan het weer proberen. de sigaretten liggen in de vuilbak en de asbak is verwijderd. Wens me veel geluk !!

donderdag 27 september 2007

Ik was 3 maanden gestopt met roken. Het gevaarlijk punt zegt iedereen.
Net dan komt er bezoek op het werk. Ik wordt uitgenodigd het nieuwe gebouw te bezoeken en de werking van de dienst toe te lichten en de andere dienst dat ook te laten doen.
De genodigden waren Nederlanders.
Na de nodige voorstelllingen en slides is er uiteraard koffie met koekjes of thee zonder koekjes. Dat is het moment bij uitstek om de belangrijke dingen te bespreken. Het gesprek volt en heel wat intiemer informatie gaat van dienst naar Nederland en vice versa.
"Gaan we buiten wat verder praten ?" Vraagt de Nederlandse big chief. En wat kun je zeggen ??
Buiten aan het nieuwe gebouw grijpt hij in zijn zak en stelt me een pakje voor. " Ook een saffie ?"
Groot alarm NEE ik ben gestopt. Maar dat voorstel lonkt zo erg.
Dan komt een collega buiten en steekt er eentje op.
"Sigaretje ??" Ook hij presenteert het verleidelijke kleine pakje.
En dan gebeurt het : ik neem eentje en ben weer vertrokken.
Het is de schuld van de Nederlanders !
Het is vandaag
de dag van de bultenaar
als alle gedrochten boven komen
en door de straten wandelen

gebogen onder eigen leed
verdoemen ze
vloekend de aarde

de dag van de bultenaar
als de hemel
grauw en grijs
grijnst naar een arme blinde

vandaag
heffen alle bultenaren
meelijwekkend hun hoofd
om, onwetend,
zich te verontschuldigen
voor hun bestaan





Geraard van Heusden
De grijze nette heer
Knoopt voorzichtig
Zijn witte sjaal
Voor de autoerotische wurgsex sporen



Geraard van Heusden
twee vellen slapeloosheid
een fles vergetelheid
die tot confrontatie leidt

Causabon
4 dialogen belpo Ecco
Diotalevi

drie spreken vergeten talen
1 kent het antwoord

D I C H T E R S N A C H T
Langst nacht van het seizoen
zotte capriolen
op een maagdelijk
nachtelijk blad

woorden die morgen vergaan
woorden
onleesbare woorden
woorden
niets dan woorden
zonder betekenis
louter woorden

zotte capriolen
van inktpot tot papier
PAPIER zijt gij
en tot PAPIER zult gij
vergaan
vergeten
vervloeken

dichtersnacht
nachtrust
rust om alleen te zijn

Vijf stappen
stappen naar ratio
ratio om morgen

morgendag
werkendag
realiteitsdag
andermansdag
de anderen
de HEL zoal Voltaire zei

Zij die zien
zonder kijken
Zij die horen
zonder luisteren
Zij die oordelen
zonder weten


D I C H T E R S N A C H T
een vertrekpunt
bij kaarslicht




Havenbaken
van dichtgeslipt Damme
gestorven haven
Gevallen vloeibaar lijk
vastgeankerd aan vandaag
voetboei van jeugdherinnering

Maar laat ons
vannacht
alles vergeten

Haal gouden wijn
Klinkend
als Guido’s schrijverken
door onze kristallen glazen

Vergeet morgen
de verwijten van
de burgers van ons bloed

Vergeet
de slagen van
hen die onze vrienden waren

VANNACHT
is
D I C H T E R S N A C H T

Alleen pen ik
papier en mezelf
woorden mij

zullen triomferen van nachtelijk zwart

verlaat
de wereld
vergeet


Geraard

een kennis

Een kennis van een kennis zo zou je hem kunnen noemen. Een beetje eenzaam dacht ik. Wat vreemde jongen die toch zeer aangenaam in de omgang is. De kennis van de kennis, niet de persoon zelf had al meerder malen laten vallen dat hij de indruk had dat die kennis wat eenzaam was. Dus de violen werden gelijk gestemd. Zouden we een blind date kunnen organiseren.
Een vriendin van de vriendin van een vriend zou je haar kunnen noemen. Vriendelijk, aangenaam en nog leuk uitziend ook. Vreemd dat ze alleen was. De vriendin van een vriendin, niet de persoon zelf stelde dat we misschien haar konden koppelen of minstens voorstellen.
En zo gebeurde het. We brachten een bezoek aan het museum van Schone kunsten. Ik zou de kennis meebrengen, zij de vriendin. Het begin was wat schuchter en stroef “Hallo, dit is een kennis” “Goede middag mag ik een vriendin voorstellen”. Maar al gauw waren we aan de praat. De discussie was leuk en hitsig met de nodige cynische opmerking over het museum en de “kunst”. Een stapje in de wereld en een pintje drinken hoorden er ook bij. Het nieuwe trendy café van het museum was de plaats om verder kennis te maken. Ik beslot te verdwijnen maar drong erop aan dat de kennis en een vriendin wat bleven om elkaar wat te leren kennen. Later hoorde ik dat ze samen naar de nieuwe Potter zouden gaan.
Een paar dagen later vond ik ze bij een brochette in de Pallieter. Toevallig maar niet ongepast. Ik was tevreden dat de date werkte. Na wat gekeuvel en gesmul stond een vriendin op om naar stad te trekken. Ik verwachtte dat een kennis ook zou gaan. Samen uit samen thuis zegt men. Maar hij bleef en deed teken dat ik ook moest blijven.
“Ge hebt weer iets gearrangeerd.” “Goed, he” “Wel heu, ik weet hoe ik dat moet zeggen maar …” “Bedank me later, hoe ver staat ge ?” “Wel heu … Ik moet er ook vandoor”
Blijkbaar was ik op glad terrein gekomen. Er broeide iets.
Later ontmoette ik de kennis van een kennis, dus niet de persoon zelf. “Weet ge er is een haar in de boter” “Oei zijn er problemen” “Weet ge die kennis van mij, enfin van ons, die heeft iets belangrijk te vertellen. Het zou te maken hebben met uw pogingen.”
Komt een kennis van de kennis op de proppen. “ Ik heb iets belangrijk te vertellen” “Ah is er schot in de zaak ?” “Wel we zien elkaar wel regelmatig. Het is een leuke meid.” “Uitstekend, doe zo voort” “Ik moet wel iets belangrijks kwijt” “zeg maar” “Ik ben homoseksueel”
Ja lap, ge doet dan ne keer iets voor een kennis.
Het gesprek werd verder afgerond en ik bleef met mijn twijfels dat een vriendin dit niet zou snappen.
Een dag later liep ik haar tegen het lijf in de Fnac. ZE snuffelde tussen de fantazy romannetjes.
“Hallo” “Hoi” “We zouden eens moeten praten” “Feitelijk wel ik zou iets willen zeggen” “Wel feitelijk ligt de zaak misschien ietwat gevoelig”
Koffie in de Midi tussen de oude en de nieuwe advocaten.
“Weet ge die kennis die ge mij hebt voorgesteld” “Ik dacht dat het een beetje klikte, maar het is misschien te vroeg” “ Maar er is toch een probleem” “Ah, ik dacht dat het goed ging. Maar ge hebt gelijk er is iets” “Luister ik apprecieer wat ge tracht te doen maar er is iets” “Ja maar ik zal u laten uitpraten” “Ik ben homoseksueel”
Ja lap
Maar in feite : eind goed al goed.

start

goede morgen
vandaag start ik mijn log boek op het web. De bedoeling is hier t'een en 't ander te kunnen schrijven over wat er gebeurd is of moet gebeuren. hopelijk heb ik genoeg tijd. Onnozel, sarcastisch extatisch, poëtisch en noem maar op Vele dingen zijn oude teksten die ik nooit heb afgewerkt maar die ik nu ga onderzoeken