maandag 26 november 2007

De wonde
waarin ik mij leg
hebt gij gesneden
uit streelhout
een kinderbed
zonder sierlijkheid
in stilte en nacht
dek ik mij toe
zoet warm
wiegt het bloed
mij nu in slaap

De kristallen snijden
verwonden de doorgang
tot de betoverde dingen
ze brengen de dromen

Dag in Dag uit
zonder nacht
is de dag stellig weg ??

De wonde
waardoor ik ga
scheidt me van jou en van jou alleen
de wonde is een deur
maar een deurvan pijn
ijskoud bed in slaaploze nacht
1 kussen op 2 matrassen

Traag slenter ik
voorbij verwijten

de wonde waarin ik me leg
heb ik gesneden uit gehard staal
terwijl de stemmen
vlijmscherp
vergeten maar niet vergeten
dat jij mij sneed tot bed
een zielloos 1-mansbed
tot later
in de eeuwen der eeuwen.

Heb ik gedacht
de droom te verlaten
om mijzelf te redden ??

Dankzij
wat er dan te redden valt
zijn er ‘s morgens kleuren
als iedereen er is
en mij ter slapen dwingt
in een burgelijk bed
van Staalhout
Haar ogen waren
vreemdeling
haar glimlach was
zacht
omdat ze me niet
snapte

onze vingers
zwommen myriaden in de lucht
en ontdekten
vergeten betekenissen
van zelf uitgevonden woorden
ik ben een man

van vele wonden

de haken trekken
bloederige strepen
over mijn amorf lichaam

de nacht is
mijn
gedroomd
p a r a d i j s

aan de poorten
van M e t r o p o l i s

de deuren staan open
en de geuren van trage DOOD
drijven op klagelijke tonen


de lange lanen
zijn kronkelende
slangen
die gift zijn
voor mijn blinde ogen
Twee jonge krekels
zaten samen
op een paardebloem

bij valavond
speelden ze telkens samen viool
achter in mijn tuin

telkens mijn lief
zich zacht ging wassen
naakt in de vijver

stonden ze
te gluren

de vioolspelende gluipers
Mijne heren
u ter grave dragen
geeft mij zo’n eer
dat ge u kunt indenken
dat mijn dagen reeds lang
ter ziele zijn gegaan
ik zag meer werelden
dan elk van u
kan bedenken

draagt men mij ter grave
elke dag
laat niemand tranen
en iedereen
zal slechts zeggen
“de velden dragen veel vruchten”
de dag van mijn grap

woensdag 21 november 2007

Het is november en de lijken komen uit de kasten. Ze zweven rottend door de gangen van het werk en treiteren door hun bestaan alleen de leidinggevenden.
Het gebeurt niet regelmatig maar soms valt uit de kast van de boekhouder, rechts achter de tweede deur, een half-opgepeuzeld maar niet opgelost kadaver. Het staart de vinder aan met lege, ingevallen ogen en open mond. Die lijkt te zeggen “Dat komt er nu van, mij vergeten, verleden jaar”.
Ergste is dat je het corpus delicti naar de baas moet brengen. Het wankelt naast je met zijn uiteengevallen voeten. Af en toe struikelt het over zijn eigen teenkootjes. In het slechtste geval valt het en moet je een brokje kaaksbeen of ellepijp gaan zoeken onder de kast of in het openstaande bezemhok.
Ze slalommen tussen de bureaus en voor je het weet hebben ze een paar kozijns gevonden. En dan marcheer je met een leger lijken naar de budgettaire baas in de hoop dat hij ze kan oplossen. In één of ander bijtend zuur en zonder veel sporen achter te laten.

vrijdag 16 november 2007

Men ziet regelmatig, meer dan nodig, eigenaardige dingen bij de mensen. Vooral de dagelijkse treinreis van ons edelachtbare pendelaars is een uitstekende kans.

Naast mij kwam een struise kerel zitten. Ik ben al niet van de dunste dus de bank was zeer volledig gevuld. Schichtig nam hij een boek uit zijn te kleine boekentas. De titel kon ik amper uitmaken, iets van « Lords of Chaos » of iets dergelijks. Achter zijn modern spannend bril zweefden zijn ogen over de pagina’s. Oplettend hield hij het boek ongezond dicht tegen zijn hoofd. Mijn nieuwsgierigheid was natuurlijk geprikkeld. Verwonderd zag ik een foto van een man die de Hitlergroet bracht en op de andere pagina een vlammende swastika.
Onmiddellijk dacht ik aan de protesten van de hindoes tegen het plan om het hakkenkruis te verbieden in de gehele EU. Voor hen is het een vredesteken en dus zeker geen wreed teken zoals voor zovele anderen. Zouden de Hindoe soldaten van het Britse leger dan een dergelijk teken op hun helm schilderen zoals de yankees deden in Vietnam (toch volgens S. Kubrick).

Schuins daartegenover zat een warrige man. Het was misschien enkel zijn haar. Met geconcentreerde interesse las hij een woordenboek (prisma’s pocketwoordenboek van de Nederlandse taal). Ook hij droeg een bril die ietwat de groot was. De twee vensters gelden regelmatig naar het tipje van zijn neus tot hij met geijkte gebaren het kleinood weer achter aan zijn orgaan schoof.
Wat leest een man in het woordenboek ? Woorden waarschijnlijk of was hij opzoek naar een Da-Vinci verborgen code. Nu en dan maakt hij kleine aantekening in het boek. Een op zich verwerpelijke gewoonte.

Heel wat reizigers zitten de armen gekruist met opgetrokken benen in hun zitje. Ze trekken zich rillende terug als je ze per ongeluk aanraakt door je eigen ruimte op te eisen. We zijn hier in de Westerse wereld niet gewend dicht tegen elkaar te lopen of te zitten. Aanraken is echt uit den bozen. Ik beklaag ze moesten ze ooit naar Birma of India gaan.
Hoewel het soms zeer aangenaam kan zijn. Een fijne freule nestelt zich bescheiden naast me en ik voel haar vaste dij tegen mijn ietwat bredere hespen. Ze trekt zich niet rillend terug. Haar ribfluwelen broek verzwijgt de aangename botsing. En zo is er toch nog plezier als de trein rilt en stuitert op de wissels.

donderdag 15 november 2007

Boterhammen smeren is een alledaagse bezigheid. Ze verloopt niet zonder problemen. Ik kocht een heerlijk vers broodje, gesneden. En dan begon het. Ik haalde de smeerkaas en de paté uit de ijskast en de sla als versiering. Ik weet niet wie de verpakkingen tekent. Maar de aangeduide openingsklep van de paté in blinkende plastiek was de enige plaats waar de plastiek hard gelijmd was. En dan pruts je met vingers, tanden en messen gedurende een kwartier. Het ging om een dergelijke verpakking die weer gezond sluit. Sluiten misschien wel maar openen.
Uiteindelijk opent zich de paté. Natuurlijk scheurt het plastieken hoesje dat weer moet sluiten. Nu de zaak nog op het brood krijgen. Ik neem een kwartje en begin te smeren. Het brood plakt is zeer breekbaar en scheurt. Ik smeer dus de plank en niet het brood dat zich ergens in een hoopje op het einde van het smeercircuit opstapelt.
Ik ben maar niet begonnen aan de smeerkaas of aan mijn boterham.