PAAZ




Het is bijna mensonterend. Na een nachtje stappen in mijn eigen appartement, word je wakker in een ziekenhuisbed. Tussen 4 zilveren muren en lederen vastbindingen. De polsen zijn wit verband met de zorgen van de verpleegsters. (het zware type zoals de parochies van Oost-Duitsland)  Wat is er nu weer gebeurd? Je vreest dan met schaamrood wat je gepubliceerd hebt op facebook. Vroeger waren de episodes beperkt tot mijn gezichtsveld. Vandaag worden ze via kabels de wereld in gestuurd.
Wanneer je zo vastgebonden op een bed ligt, denk je verontrust aan wat er komen zal. Hoe kan ik in godsnaam naar het WC gaan?
Of wat is er meer beschamend ? Een operatie hemdje da achteraan openstaat of een nat bed? Wie komt er op bezoek? Een aantal broers die ja pas ziet als je vastgebonden op de PAAZ ligt. Jarenlang geen nieuws maar dan, ja dan, zijn ze er wel om je de les te spellen. Misschien een vriend Maar daar blijft het bij. Terwijl de andere patiënten vrolijk tatteren met bezoekers, familie.
Alles heeft hier zijn grenzen: De deur aan het eind van de gang is gesloten. De splitsing aan het ander eind leidt naar een witte muur.
In meerder instellingen heb je een ergo-ruimte. Een overvloed aan kleurpotloden en verfjes. Erg bewaakte mesjes en scharen. Hier niet De ergo-ruimte zijn 4  plastieken doorschijnende doojses met stofjes en verfjes. Scharen moeten via formulieren aangevraagd worden bij de verpleegpost.
Er is een piano, achteraan in de cafetaria. Een oud elektrisch mormel dat (eigenaardig genoeg) nog in werkende staat is. 



Wanneer je hier binnengerold wordt, is het ogen gallore. Iedereen staart verweest, verwart, gedrogeerd naar de nieuwe aanwinst. Achter je rolstoel of -bed sluit iemand dadelijk de deur op dubbelslot. Niemand mag eruit en niemand mag erin. Tenzij op welgestelde en gerapporteerde momenten.
In de kamer wacht het eerste verhoor. De verpleegsters zijn hier anders. Velen lopen er zonder uniform bij. Je kan ze zo verwarren met de patiënten (een fout die hier vaak gebeurt). Eerst een lijst medicatie invullen, aanvullen, overlopen. Dan een check van je bezittingen. Alles wat snijdt, kalmeert of opwekt; wordt in beslag genomen. Waarmee je blijft is een half pakje sigaretten. Nu nog wachten op de kleren die ze in intensieve afnamen en je kunt kennismaken met de anderen.
Terwijl je halfnaakt wacht, neem je je voor je leven te beteren.
De woorden van vandaag en morgen of gisteren blijven kleven tijdens het verblijf. Misschien is de lucht in de PAAZ wat lijmerig
Zodra je buiten staat is alles vergeten.



“Goede morgen”
De hoeveelste keer is deze vraag, zin, onzin nu al gevallen?
Eerste de nachtverpleegster die afscheid neemt en merkt dat ik nog altijd niet slaap. Dan de twee verplegers van de ochtendploeg. Op dat ogenblik is er heilige overdracht. Niemand is te zien en alle burelen zijn gesloten.
Vervolgens een volmondige groet van het hulpje dat het ontbijt brengt.  Ze helpt me recht in mijn bed. Op een plateau liggen twee verse sneetjes brood naast een kop koffie en potje confituur of choco. Zoals altijd is de boter ijskasthard.
De volgende gromellende “goede morgen” komt van een verpleegster met apparatuur. Bloeddruk, bloed nemen en temperatuur. Die si een tijdje zoet tot ze in het gelid springt bij de zware “goede morgen” van de Dokter. Hij legt uit dat zijn “goede morgen ook een “tot ziens” is.
Ik word morgen overgedragen (zoals onderdeel van een militair bevel) aan de PAAZ. Wie of wat dit is hoef ik niemand uit te leggen. Met andere woorden “berust in uw verlatenheid”. De hoofdbevelhebber heeft nog maar net de rug gekeerd of er komen drie (ex-Oostblok) verpleegsters.
 “goede morgen” voor de zoveelste keer. Samen met de luitenant van dienst ontkoppelen ze mij. Draden en tubes worden weggelegd voor de volgende zelfmoordenaar. Een doorzichtige ‘PING’ toont dat de rechtse monitor mij niet zomaar laat gaan. Doch is zijn inbreng nu en nihil.
Ze heffen mij als een pluimpje uit mijn computergestuurd ben en leggen mijn omzichtig in een oud, ijzeren bed (zonder enige aansturing).
Daan gaat het door gangen, liften en meer gangen. Tot we de verzegelde deur vinden. Dankzij veelkleurige badges en andere bewijsstukken gaan deuren open. De andere inwoners staren me helder en agressief aan.
Eén maal in de middelmatige kamer komt een gewone verpleegster.

“Goede morgen” Hoeveelste keer is dit ?

Een van de weinige goede beslissingen van de hoofd-opper-verpleger is het inzamelen van GSm’s, smart-en I-phones. Niets is zo erg als iemand zijn Blaffen voor zicht in zo’n doosje. Niets is zo erg als iemand zijn duimen zien verstuiken om zo’n doosje. Digitaal is het nieuwe sociopahtisch zelfmoorden.
De therapiedagen beginnen steevast met de Hoofdverpleger die luid in de ontbijtruimte roept : X om dat uur bij psychiater 1. Y op zo’n uur bij Psychiater 2. Z om zo’n uur bij de maatschappelijk werker.  De rest naar de verschillende gespreksruimtes. De enige ruimte die et toe doet is de Ergo. Tussen geuren van lijnhout zijn er tafels vol vlekken. Hopen en hopen papier met tekeningen of lijnen. Gewoon wat vlekken of getallen en inkt-toestanden. Ja Wat ? er zijn te veel ideeën.

De afspraak met de dokter is een half-weeks verplicht ritueel. Aan de achterkant van de instelling is een afgeschermde gang met zitjes. Ik zal nooit begrijpen waarom iedere patiënt op tijd zit, terwijl elke dokter gemiddeld een halfuur te laat is. Met aandrang heeft de hoofdverpleegster gevraagd op tijd bij de consultatie te zijn “Ja zelfs een kwartiertje vroeger”.  Wat haalt dat uit? Ik heb nog nooit een dokter op tijd weten zijn. Vader, grootvader, 3 nonkels en een broer: ze waren allen telkens te laat. Dit geldt uiteraard ook voor alle dokters die me behandeld hebben ; en dat waren er heel wat.
Je zit dus gedrieën op de zetels, hopend dat er geen vierde bijkomt. Even wandelen, sigaretje opsteken kan als je op de laatste zetel zit. De voorste zetel mag je niet verlaten. Het zou wel eens kunnen gebeuren dat de dokter je binnen roept tijdens je afwezigheid.
Dan maar wachten, oude tijdschriften doornemen of uit he venster loeren. Misschien prutsen aan de mobiele toestellen. Maar wat je ook doet, de tijd gaat langzaam. Een minuut sluipt voorbij en wanneer je de klok raadpleegt is de volgende halve minuut amper gestart.
Wachten, oude tijdschriften en uit het venster loeren of de mobiel bespelen. En dan is er weer een trage halve minuut gepasseerd.
Uiteindelijk is er het spannend moment dat de patiënt voor je reeds lange halve minuten binnen zat. Tergend traag beweegt de klink en hij/zij komt buiten. Maar je mag nog niet binnen. “Papierwerk, administratie” En dan, ja dan uiteindelijk : “Volgende, kom maar binnen!”
Sinds een paar jaar is er een nieuw verschijnsel. Een stagiair in opleiding zit nerveus naar de dokter. “Heb je bezwaar dat de student mee volgt?” Uiteraard. Maar dat kun je natuurlijk niet zeggen.

Dus anderhalve dokter voor de prijs van één. Hoelang duurt zo’n gesprek? Niet zolang als je gewacht hebt.


Erg zijn de Weekend’s wanneer de andere psychopaten hun families en vrienden op bezoek krijgen. Plots is de cafetaria bevolkt met krijsende broertjes en dikke mama’s. Je kunt niet aan de koffietafel of bij de TV-afstandsbediening. Niemand vind het vreemd dat je dan terug in je kamer kruipt, onder de lakens
Zelfs als de zonde gevallen is op de verpleegsters. Zij laten begaan zonder toroostend woord of opbeurende glimlach. Ze proberen hun irritatie weg te steken.  Tegen de avond zijn de bezoekjes voorbij. Dan is het kibbelen over welke post of welk spel. Eigenaardig hoe traag de tijd voorbijslendert in de PAAZ of gelijk welk ziekenhuis

Moet ik een abonnement nemen ? de zoveelste zelfmoord (gelukt of niet)

Pas thuis is he twat wennen aan de dagen zonder Hoofdverpleger of dagritmes zonder Psycholoog.
"ik hoop je niet snel terug te zien" Dat waren de laatste woorden van de dokter. Je mag de instelling niet verlaten voor de middag. Hoewel het allemaal vrij is, moet je wachten tot iemand de deur en het hekken opendoet.

Dus loop ja wat onwennig tussen de blikken die jaloers zijn omdat je vertrekt. Er zijn gelukkig een paar die proficiat zeggen of je geluk wensen.

de zware houten deur en het zingend hek gaan open. Dan stap je de wereld in, moederziel alleen

Achteraan in de gemeenschappelijke ruimte is er een klein, zielig boekenmeubeltje. De "patiënten-bibliothee" : 2 boeken rechts, 5 boeken links, wat gescheurde strips, een boek half begonnen en kleurboeken met moeilijke mandala's. Hier en daar ligt de verplichte T Pratchett of een verloren H Potter. 

Een bibliotheek moet een nette sociale ontmoetingsruimte zijn. Hier blijven de patiënten weg van het meubeltje.Ze zitten rustig gedreven op hun smartphone te tokkelen. 

Een verloren poging van een hulpverlener om de patiënten rond een gezelschapsspel te krijgen is pijnlijk mislukt, ietwat belachelijk. Het bord is gescheurd en er ontbreekt een dobbelsteen. 



En zo gebeurt het dat ik opnieuw geopereerd moet worden. Zoals chirurgen steeds zijn, is ook Hij vrij opgelucht :" 's Morgens snijd ik en 's avonds dans je" De dagen naar de fatale datum zijn zenuwachtig.  Zelfs het leuke weekend in London wordt overschaduwd door angst voor 3 dagen later. De avond voordien krijg ik geen hap door mijn keel. Alles staat gespannen.
De ochtend zelf ben ik natuurlijk te vroeg wakker. Alles is te vroeg : de angst, de yoghurt en het wachten. Zelfs de taxi is vroeg. Een stille maar leuke chauffeuse rijdt me naar het ziekenhuis.

Daar ik te vroeg ben moet ik wachten aan het onthaal.  Er zijn nog mensen, vooral koppels. Ik heb niets anders te doe dan naar de sanciferia's te kijken. Ik tel hun snijdende kanten. Dan let ik wat op de screensaver van het assurcard-apparaat. Even naar toilet en jawel, het is bijna aan mij.

Het is een lastige taak uit te leggen dat het allemaal in het verlengde van een oud arbeidsongeval ligt. Na veel Blabla en papieren wordt ik geëscorteerd naar mijn kamer. Opmerkelijk is het dezelfde als 12 jaar geleden. Nu is ze wat opgesmukt en gemoderniseerd. “Je mag je uitkleden en dat hemdje aandoen” Dus plooi ik netjes mijn kleren in de koud metalen kast en trek het operatiehemdje aan. Het is zoals altijd schaamtelijk open achteraan. Maar ik moet weinig vrezen van kerkdienaars.  Ik zit wat TV te kijken als de deur opengaat : een onfrisse verschijning in een wit pakje. “Wat is uw medicatie, wie kunnen we verwittigen, gewicht, lengte, ...” Vele vragen op hetzelfde moment. Vooral de vraag naar geloof is lastig. Ik antwoord geloofsgetrouw ‘Heidens’ ; ze neemt het als een misplaatste grap.  Wat later terwijl ik me angstig voorbereid komt een andere, smakelijke  verschijning “Je wordt verwacht op de radiologie, je moet je niet aankleden” Ja zeker ? Halfnaakt naar de radiologie ??? NOOIT !! Na me zorgvuldig weer bedekt te hebben, zak ik af naar de radiologie. Gelukkig gekleed. Er zit een dozijn wachtenden.  Na wat een eeuwigheid lijkt mag ik binnen. Het is het oude spel compleet opnieuw : gel en blazende koelkasten. De radioloog bepotelt mijn been en vindt één plek. Vorig onderzoek waren er drie. Wachten op mijn foto’s op de gang wordt ik geconfronteerd met een vadsige reus in operatiehemdje, veel te klein voor zijn postuur. “Ik kom van Blankenberge” begint hij “Ze zijn hier de beste.” Zijn rechter binnendij is betekent als een kaart van Tweestromenland. Het stelt me gerust dat ze hier de beste zijn. Toch wil ik er van af zijn. Dan komt Hij. “Kom eens mee.” In Zijn kantoor betast hij opnieuw mijn been “We gaan dat doen en de rest zo laten”  “Wanneer schikt u te opereren ?” “Dat weet ik nog niet, ga naar uw kamer”

Op weg naar mijn kamer stel ik dezelfde vraag aan voorbijsnellende witte dames. “Wanneer het Hem schikt.” Dus neem ik de tijd nogmaals het toilet te bezoeken en maak me klaar om rustig TV te kijken of te lezen. Als ik terugkom staat er een wit koppel. “’t Is tijd en je bent nog niet uitgekleed” Ik smijt mijn kleren op een hoopje en duik in het hemdje. “Ik ga u been scheren” Dat is mij nog nooit overkomen. Met talk gaat de witheer te werk. Nu ben ik totaal uit mijn evenwicht met één behaard en één kaal been. Dan wordt ik weggerold. Onderweg verdwijnt de handdoek met de haartjes, die nog nooit alleen het huis uit zijn geweest, in een wasmand.

In het operatiekwartier is het een gekwebbel van je welste. Iedereen stelt me gerust en wenst me succes. Hoewel ik niets moet doen. De chirurgische tafel voelt als een vriezer en het hele kwartier lijkt op een rommelige ijskast, vooral qua temperatuur. Een moederlijke helpster stopt me onder een deken. Ik verwijs naar mijn vroegere  pijnlijke lokale verdoving die 12 jaar geleden blijkbaar niet werkte. “Geen schrik, we zullen het goed doen.”

Ik weet niet hoe lang ik daar lig. “Hij is zoek”, ze vinden Hem niet.

En dan stuift Hij binnen : “Lokale of geen ?  Dan zul je iets hebben om over te schrijven” Hij plant wat een olifant van een naald lijkt diep in mijn been. En nog eens en nog eens. Dat belooft voor straks. “Voila ik ga nog even naar beneden.” Mijn been borrelt en kronkelt ; het voelt alsof een pompelmoes onder mijn vel opgeblazen wordt. En dan komt Hij, gemaskerd en in het groen. “Zet de tafel in de  hoek” Hij is toch niet stout geweest. De tafel kantelt en ik vrees er via mijn hoofd af te glijden. Ik wacht. “We zitten al diep” Een pak van mijn hart, ze zijn al bezig. De moederlijke helpster buigt over mijn rechterbeen en ik voel met mijn tenen haar vrouwelijke vormen.

“Ziezo” De tafel richt zich weer op en mijn bed wordt aangerold.

Mijn been is gepakt en ijzig bevroren als een vacuüm verpakt kalfsbout in de vriezer. “Ge mocht eten en om 5 uur naar huis”

Ze rollen me een rommel hok binnen, waar 5 andere bedden staan met ronkende mensen. Via telefoon zeggen ze dat ik mag opgehaald worden. Even denk ik aan de omhaling van PMD of de gele zakken donderdagavond. “’t Is lokale geweest, we zullen u van voren leggen” Ik luister ondertussen naar het biebelen van de machientjes bij de schone slapers. Het is opvallend muzikaal Biebel pots Biebel pots Biebel pots Biebel pots Arreuhh. Af en toe een motortje dat aanslaat. Hoewel ik weet dat het iets met bloeddruk te maken heeft kan ik me niet ontdoen van de gedachte aan een stofzuiger voor iemand die verstopt is. Tot 3 keer toe wordt mijn bed verplaatst omdat een blauwe dame in de kast moet. Laatst lig ik bij een stapel kartonnen dozen waar een kraantje uitsteekt. Het lijkt op de pakken mayonaise in het frietkot wat verderop. Na de beloofde 5 minuten, feitelijk 20, komen ze mij halen. Onderweg is er een aanrijding met een schoonmaakkarretje, met stoffelijke schade.

Eindelijk eten. De grote plateau wordt gebracht met een berg bedekkingen. Er onder : twee boterhammetjes met een schelletje hesp. Tot zover honger en goesting. Dan maar TV en lezen tot 5 uur.

Stormt Hij binnen. “’tIs goed, hé” Hij grijpt naar mijn tijdschriften over figurines en wargames en begint me uit te vragen over mijn hobby. “Je mag naar huis” en Hij verdwijnt. Ik sta op en kleed mij aan. Mijn bevroren been beweegt houterig, steeds in de verkeerde richting.  Ik passeer de bureau van de witte dames. Ze zijn verbaasd maar durven Zijn verdict niet in vraag stellen. Een klagende taxichauffeur zet me af.

Mijn stijf been is nog niet wakker. Dat is pijnlijk voor later

 

Geraard van Heusden












Geen opmerkingen: