zondag 24 augustus 2014

mijn beukenhout toilet
nergens ga ik zonder u
kersenerven zijn met u

als ik alleen ga
ontbreekt het mijn aan u

het doet pijn
telkens de verplegers
in afwezigheid nemen

en alles keert terug
naar een verkeerde richting

bij mij in het beukenhout kabinet

zo lang als wij bestaan
zo lang zal de keuze
ons allen vallen beperken

ik neem afscheid
ge zijt niet meer nodig
ach, mijn beukenhout kabinet

Geraard van Heusden
ik zie een graf
met een paar kostuums rond

Traag zinkt mijn kist
of doen ze dat tegenwoordig
met een graafmachine

allen zijn uitgeput
en niemand denkt eraan

alles is voorbij
de wereld draait rond
de dag "Morgen" is heengegaan

en niemand denkt eraan
haal ons een pintje
drinken op de gezondheid
van de dode

Geraard van Heusden

woensdag 20 augustus 2014

het kieken vrij naar EA Poe

1
Eens tijdens een slaaploze nacht toen ik verstrooid las
in oude en stoffige jommekes vol vergeten kennis,
zo ik dommelde schuddebolde, hoorde ik een grol
alsof iemand in mijn donderde voorbij mijn kamer.
“’t Is mijn maag” wekte ik “mijn maag die grolt”.
            Dat alleen en niets meer.

2
Nu ik eraan denk, het was bijna juni
en elke cursus duwde zijn blok over de vloer.
Zo erg verstond ik de nacht – ik zocht de slaap
in mijn jommekes – denkend aan chocolade,
de zeldzame en heerlijk pot die d’Engelen choco noemen ;
            nergens hier en nergens daar.

3
En elke geeuw, elk drugsspeeksel
vulde en bebouwde me met goesting nooit gevoeld.
Zo erg dat om mijn maag te stillen ik herhaalde
“We zullen een pak friet binnen halen.”
Gewoon een kleintje met tartaar.
            Dat zal helpen en niets meer.

4
Ogenblikkelijk werd mijn pijn groter, ik twijfelde niet :
“maag” zei ik “ of lever, uw barmhartige vergiffenis smeek ik.
Feit is dat ik dommelde en u zo rustig rommelde
zo vaag brulde u, grolde u in mijn buik
dat ik u amper herkende”. Nu opende ik de frigo,
            confituur daar en niet meer

5
Diep staarde ik in de ijskast, lang vroeg ik me af,
twijfelend, nadenkend zoals niemand ooit nadacht.
Maar de leegte was pertinent en de stilte bewoog niet ;
het enige woord gesproken was het gefluister “chocolade”.
Zo fluisterde ik en de echo weerkaatste “chocolade”,
            enkel dit en niets meer.

het kieken 2

6
Terug in de kamer met mijn maag die keerde
hoorde ik weldra een getik anders dan daarnet.
“Wel wel” dacht ik “dat is iets in mijn keuken,
even kijken wat het tikkende is en het geheim bestuderen.
Laat ik kalm zijn en niet vrezen voor mijn beurs:
            hopelijk niet mijn oude frigo.

7
Ik stopte in de keuken als met veel gekakel en laweit
binnen strompelde een kieken van het hok wat verderop.
Geen goedendag bracht zij noch staarde of stopte zij,
maar met air van koning of prins zat ze op mijn blad,
ging zitten aan mijn inktpot naast mijn blad.
            Broedde en zat en niets meer.

8
Da wit kieken keerde mijn grollende maag tot grommen.
Door heerlijk vet verleden dat uit haar pluimen scheen.
“Misschien vet en jong,” zei ik “ge zijt nog rauw,
ongeplukt en levend beest van het hok verderop.
Zeg me hoe ik u klaar maak ; met uitjes en spekjes ?
            Kakelde de kip : "kukeleku".

9
Ik benaderde deze aardse kreet zo duidelijk.
Doch zei het niets – had geen betekenis.
Want niemand kan zeggen dat elkeen
ooit verkreeg : een lekker vet beest.
Beest of dier in de keuken naast de inktpot,
            welgevormd als deze kukeleku

10
Maar het kieken eenzaam bij de inktpot zweeg.
Een schreeuw alsof zij haar doodsangst uitzong ;
niets meer kwam er – geen vleugeltje bewoog.
Ik kon alleen maar denken “andere dieren zijn hier geweest”.
Later of morgen steek ik haar in de oven met mijn hoop.
            Toen zei de kip “maar niet nu”.

het kieken 3

11
Verbaasd door de stilte gebroken door een duidelijk antwoord,
“Zonder twijfel” zei ik “wat het spreekt is enkel geheugen
geleend van een ongelukkige boer wiens ramp
snel volgde en sneller nog tot één woord
tot de hennen hun hoop uiten in melancholie
            als kukeleku

12.
Maar het kieken veranderde mijn hongerige maag in een glimlach
Recht tegenover zette ik een stoel voor kip, inktpot en keuken.
Op het hout zittend, benam ik mij tot denken,
leuk tot leuk, denken wat deze vette kip –
wat dit wit ongepluimd voedselrijk beest
            bedoelde met kukeleku

13.
Zo zat ik denkend, geen woord
Aan het beest wiens ogen brandden tot in mijn maag
Dit en meer zat ik denkende, mijn hoofd ter ruste
Op het vloeren kleed van een kussen met licht erover
Niets meer dan een kleed van een kussen met licht erover
            Ze zal weerdrukken, oh, Kukeleku

14.
Doch methodisch werd de lucht zwaar, onder ongekende wierrook
Verdeeld door een engeltje licht tredend op de tapijten vloer
“Beest” riep ik “Wat heeft God u gelaten – door engelen gestuurd
Rust – spijt en Absint vanwege de herinnering aan Choco
Drink, oh, drink deze lieve Absint en vergeet de Choco!”
            Kakelde de kip “Kukeleku”

15.
“Profeet” zie ik, “kwaad ding! – stille profeet, als vogel of duivel
Als door storm gezonden, of door storm hier aan land gespoeld,
Verlaten maar ongezocht, in deze verlaten lege keuken –
Op dit pijnlijk leeg huis – zeg me, ik smeek –
Is er – is er boter in de ijskast – zeg me – zeg me ik smeek
            Kakelde de kip “Kukeleku”

het kieken 4

16.
“Profeet” zie ik, “kwaad ding! – stille profeet, als vogel of duivel-
Bij de hemel die boven ons buigt – bij die God die we beiden aanbidden
Vertel deze ziel of, in de verre hof
Ik zal vinden een heilige pot die de engelen choco noemden
In mijn handen een zeldzame en stralende pot die de engelen choco noemden
            Kakelde de kip “kukeleku”

17.
“Weze dat woord ons teken van vertrek, vogel of duivel” riep ik, opstaand
“Keer terug in de storm en naar het hok wat verderop!
Laat geen witte pluim als teken van wat uw ziel sprak!
Laat mijn honger ongezond – verlaat de inktpot naast mijn pen!
Neem uw vet uit mijn maag, en neem uw vorm uit mijn keuken!”
            Kakelde de kip “kukeleku”

18.
En het kieken, zonder bewegen, zit stil en rustig
Aan die inktpot bij mijn pen naast mijn keuken
En haar ogen hebben de kracht van een dromende duivel
En het maanlicht stroomt over haar schaduw op de vloer
En van die schaduw op de vloer zal ik haar
            Nooit eten – Kukeleku.

vrijdag 15 augustus 2014

MR Keating

Meneer, oh mijn Heer
ik draag u ter grave
te vroeg tel ik
de hoekstenen van uw graf

Vandaag laat ge mij lachen
morgen ween ik
bij uw kist

alles gaat voorbij
en vrije dagen zijn niets
niets dan de baarden van het leven

en als we het merg zuigen
zo zal eens alles
alles ons aanraken

en niets zal ons zeggen
Ge moogt niet

Geraard van Heusden