zondag 10 november 2013

je zit aan de piano
je bent zwanger

in de tuin
danst de witte clown
hij speelt clarinet

wie heeft wie voorgesteld
ik kende jou en hem
en hij
kende niemand

aan het raam
bij de piano
zie je de tuin

een vlaag regen of waanzin
ik heb het gedaan
de clown
danst of speelt niet meer

bloed druipt van de pianotoetsen

Geraard van Heusden

donderdag 13 juni 2013

als een oud koppel
op reis gaan
zo geweldig gelijk
zij ziet mij zoals ik ben
zat en naakt

als een oud koppel
koffie gaan drinken
zoals altijd
zijn met melk en suiker
ik met een likje room
ze ziet me zoals ik ben
bevreesd voor koffie

als een oud koppel
naar de cinema of theater gaan
zo heerlijk samen
ze ziet me zoals ik ben
beangstigd om onze plaatsen
kwaad over de massa volk

zo'n dingen
dan weer niet
we zijn geen
oud koppel

Geraard van Heusden
boven mijn bed hangt een foto
van een jonge vrouw
Niemand weet wie
zelf de lijsten vinden niets

boven mijn bed
hangt een foto
van iemand die niemand kent

maar nu ik daar niet meer slaap
staat boven mijn bed
een stenen beeld van mijzelf

Geraard van Heusden

dinsdag 11 juni 2013

ik wandel
in een letterbos
de betekenis van woorden
de zin van het hoofdstuk
ontgaan mij

doch is er de daad
een boek
de pagina's zijn vlinders
doorheen mijn vingers

ik sluit mijn boek
het is een goed boek

iedereen leest wel eens
een goed boek
de bladzijden
vlinderen door mijn vingers


Geraard van Heusden
de stad schreeuwt
het klinkt in mijn oren
bij avondval
hongerig en wild
vol bloed
als een bijtende tijger

schichtige schimmen
vluchten
van boom tot boom

nu komen
de maangezichten
en de vluchtelingen

weinig goeds in hun aard

haastig vluchtig
naar huis
en sluit de deur

iedereen valt iedereen aan

Geraard van Heusden
ik sluit mijn boek
het is een goed boek
de letters mooi gelijnd
de paragrafen beginnen met een hoofdletter
ik sluit mijn boek
de bladzijden ritselen
als herfstbladeren

ik kijk op
van mijn gesloten boek
er is een lege stoel
hoe lang ben je al weg ?

ik herinner je lange zwarte haar
dansend op trappen van Blandijn
ik zie je ingebonden laarsjes
we gingen samen naar de kermis
je ogen straalden
als suikerspin

alles herinner ik me
de kus op de brug aan het duivelsteen
tranen in Antwerpen
koorts in Brussel

Alles is weg
een lege stoel blijft
in een zoemende Bistrot

Geraard van Heusden
ik sluit mijn boek
de bladzijden ritselen
als herfstbladeren

ik kijk op
en zie een lege stoel
ben je al lang weg ?
de bistrot zoemt

ik berg mijn pen op
het papier is leeg
zijn alle woorden gevlucht
naar mijn gevoelens ?

het boek is een goed boek
ik herken de letters
de alinea's zijn matig gescheiden
en de paragraaf begint
zoals het hoort
met een hoofdletter

Geraard van Heusden
Van deze trap ben ik gevallen
rechtomlaag, links aan de hoeken.

Vanop de zachte houten treden
over het parket van de tussenhal
tot op de marmeren ondertreden.

Zo diep en bloedend gebroken
heb ik mijzelf gevonden.
De appartementen zijn leeg
niemand komt.

ik kan alleen mijzelf oprapen
krakend heb ik de gebroken botten
teruggestoken

Nu ben ik een gebroken marionet
van mijzelf.
Ik wankel door de straten,
om elk touw een vinger.

Ik zeg wel waarheen
maar mijn stervende stappen aarzelen.

Wanneer iemand mijn pad kruist
kijkt ze meelijdend naar mijn lijntjes.

Geraard van Heusden
Ben ik krijgsgevangene van mij
of heb je mij veroverd?

In alle geval
als buit ben ik achtergelaten.

Ze bouwen een kerkhof
in het citadelpark,
ik lig ergens
tussen de vergeten stenen.

Hier hebben kanonnen gestaan
en krijgers gevochten.

Maar ze hebben mij vergeten,
ik lig langs de weg,
diamant en goud om mijn armen,
maar niemand merkt het.

Ik blijf prooi en buit
ergens langs de dreef
linksachter in het citadelpark.

Geraard van Heusden
er zijn weinig momenten
als deze
ik en mijn pint innig omarmd
onderaan Brussel Noord

en dan later
mijn hoofd in de wolken
wachten, een sigaret in de hand
tot het stalen monster ons opslokt

zo waren er momenten
even denk ik terug
op de brug aan het duivelsteen

het is nu niet langer 7even
maar 7evenentwintig jaar geleden

het is zo'n moment
dat ik je wil schrijven
maar steeds valt mij op
de lege stoel aan de tafel


Geraard van Heusden
ik ben verlost
van de profetie
vrouw en kinderen
liggen ver achter mij

het wezen
van de donkere spiegel
heeft me omarmd
en gezoend

ik vlieg op
zwartlederen vleugels
over het kerkhof
linksboven mij
de volle maan

onder mij de zerk
van haar
van mijn ouders
alles is verminkt
de planten over de kruisen

Geraard van Heusden

donderdag 21 maart 2013

ik weet niet waarom
donderdag 8 november
zo belangrijk was
was het wel een donderdag

ooit moet er
een donderdag 8 november
geweest zijn

ik herinner mij
8 november 1985
toen ik Sigrun ontmoette
maar dat was een vrijdag

en toen was ze weg voor het weekend

er moet toch ergens
een donderdag 8 november zijn
die belangrijk was


Geraard van Heusden

woensdag 20 maart 2013

als een phoenix
uit mijn eigen as

mijn lichaam staat in brand
ik zweef over het kerkhof
op zwartlederen vleugels
als een eenzame draak

een zwarte dood stijgt
uit de jonge zerk
zij is mij voorgegaan
ik volg zwijgzaam

ben ik nu bevrijd van de profetie
die mijn kussen in zijn greep hield
een leven vol leven
weg van de dood
van mijn enige geliefde

Geraard van Heusden

dinsdag 19 maart 2013

de ridder
rijdt ten queeste
alleen hij en zijn paard

vechten en doden
doet hij om de brode
en brengt het hoofd
van zijn moeder
aan de paus
als boeteling

op zijn tochten
ontmoet hij kwade ridders
vrolijke beesten
en nachtelijke maagden

niets neemt hij
alles negeert hem
alleen rijdt hij verder

ten slotte sterft hij
onder een boem in bloesem
zonder te weten
hoe oud hij is


Geraard van Heusden
ik ben maar een zuchtje wind
op zwartlederen vleugels
vlieg ik over het kerkhof

de bomen staan weer in brand
ooit heb ik ze geblust
maar nu laaien de vlammen
weer op

hoezeer wenste ik
dat mijn graf rustig zou zijn
zonder vlammen of tranen

ook bij jou graf
laat ik geen tranen
je was te jong
we hebben
nooit onze dertig jaar gevierd

de zerken zijn scheef gezakt
aan de achterkant
liggen mijn ouders

maar nu weet ik
dat ik alleen zal zijn
in eeuwigheid en in dood
altijd alleen

Geraard van Heusden

zondag 24 februari 2013

Ik sluit mijn boek,
een harde kaft klapt dicht
de bladzijden ritselen
als herfstbladeren.

Ik kijk op:
een lege stoel.
Ben je al lang weg ?
de bistrot zoemt

Ik berg mijn pen op
het papier is leeg.
Zijn alle woorden gevlucht
voor mijn gevoelens?

Het boek is een goed boek,
ik herken de letters
de alinea's zijn netjes gescheiden
en de paragrafen beginnen
- zoals het hoort -
met een hoofdletter.


Geraard van heusden
Ik sluit mijn boek,
het is een goed boek:
de letters zijn mooi gelijnd
de paragrafen beginnen met een hoofdletter.
Ik sluit mijn boek
de bladzijden ritselen
als herfstbladeren.

Ik kijk op
er is een lege stoel.
Hoelang ben je al weg ?

Ik herinner je lange zwarte haar
je ingebonden laarsjes.

We gingen samen naar huis,
je ogen straalden
als suikerspin.

Alles herinner ik mij:
de kus op de brug
bij het duivelsteen.

Alles is weg
een lege stoel blijft.


Geraard van Heusden
Van deze trap ben ik gevallen
rechtomlaag, links aan de hoeken.

Vanop de zachte houten treden
over het parket van de tussenhal
tot op de marmeren ondertreden.

Zo diep en bloedend gebroken
heb ik mijzelf gevonden.
De appartementen zijn leeg
niemand komt.

ik kan alleen mijzelf oprapen
krakend heb ik de gebroken botten
teruggestoken

Nu ben ik een gebroken marionet
van mijzelf.
Ik wankel door de straten,
om elk touw een vinger.

Ik zeg wel waarheen
maar mijn stervende stappen aarzelen.

Wanneer iemand mijn pad kruist
kijkt ze meelijdend naar mijn lijntjes.

Geraard van Heusden
Ben ik krijgsgevangene van mij
of heb je mij veroverd?

In alle geval
als buit ben ik achtergelaten.

Ze bouwen een kerkhof
in het citadelpark,
ik lig ergens
tussen de vergeten stenen.

Hier hebben kanonnen gestaan
en krijgers gevochten.

Maar ze hebben mij vergeten,
ik lig langs de weg,
diamant en goud om mijn armen,
maar niemand merkt het.

Ik blijf prooi en buit
ergens langs de dreef
linksachter in het citadelpark.

Geraard van Heusden

zaterdag 2 februari 2013

Het uur van de wolf

De nacht is leeg,
geen schreeuw van wagens,
geen krekelgeslijp.

Pen, inkt en doodskist
dansen op deze grens.

De slaap vlucht
tot een doorkloven week.

Het is de draaischijf,
het middelpunt van een etmaal.
Wanneer de wachters van de nacht
ongewild rustig slapen
en de heraut van de dag
nog niet rondrijdt

De schimmen van mijn moeder
en nonkel Jan
zijn gevlucht
achter de boom.

Mijn letters,
bij walmende kaarsen,
zijn vervloekt.

Tot morgen houden ze stand
dan wordt alles papier


Geraard van Heusden
Zo sprak mijn vader:
als je een vrouw zoekt,
zoen haar teder.

Je zal eeuwig met haar
ontbijten op het terras.
Ze kijkt je aan,
je voelt haar zachte hand.

Zo sprak mijn vader:
als je een vrouw huwt
zul je schreeuwen,
vallen en moorden.

Als je een vrouw vindt
zul je haar achterlaten
voor de laatste bocht.

Laat je haar staan
en zelf ga je
snikkend ten onder

======================

Zo spreek ik:
Als ik een vrouw vind
zal ik haar beminnen
en teder zoenen.

Ik zal eeuwig met haar
wandelen in het park.
Ik voel haar zachte hand,
ze kijkt me aan.

Zo spreek ik:
Als ik een vrouw huw
zal ik teder snikken
en me rechtop houden

Als een vrouw me vindt
zal ik haar bewaren
tot de laatste tunnel.

Ze zal me achterlaten
en zo ga ik
snikkend ten onder


Geraard van Heusden
Ik vond daarnet een haar in de boter. Zoiets dat tussen het smeren en het lekker voorbereiden van de maaltijd zit. En dan is de hamvraag : hoe is dat haar in mijn boter gekomen ? De laatste maal dat ik boter gebruikte is een tijdje geleden. Doch herinner ik me duidelijk dat er toen geen haar in de boter was. Alles verliep en smeerde vlot.
Het haar in kwestie is lang en zwart. Ik heb roestig haar. Het mijne valt regelmatig uit. Ik weet wel wanneer het uitvalt en ik tracht het steeds op te vangen. Dat haar was niet van mij.
Is er misschien een spookminnares die hier haar boterhammen komt smeren en haar haren achterlaat ? Ik weet het niet.
Elke dag heeft zijn mysterie. Vandaag was er een haar in de boter, op meerdere vlakken.
Boterhammen smeren is een alledaagse bezigheid. Ze verloopt niet zonder problemen. Ik kocht een heerlijk vers broodje, gesneden. En dan begon het. Ik haalde de smeerkaas en de paté uit de ijskast en de sla als versiering. Ik weet niet wie de verpakkingen tekent. Maar de aangeduide openingsklep van de paté in blinkende plastiek was de enige plaats waar de plastiek hard gelijmd was. En dan pruts je met vingers, tanden en messen gedurende een kwartier. Het ging om een dergelijke verpakking die weer gezond sluit. Sluiten misschien wel maar openen.
Uiteindelijk opent zich de paté. Natuurlijk scheurt het plastieken hoesje dat weer moet sluiten. Nu de zaak nog op het brood krijgen. Ik neem een kwartje en begin te smeren. Het brood plakt is zeer breekbaar en scheurt. Ik smeer dus de plank en niet het brood dat zich ergens in een hoopje op het einde van het smeercircuit opstapelt.
Ik ben maar niet begonnen aan de smeerkaas of aan mijn boterham