maandag 12 oktober 2009

Zijn beenharde omvat haar hoge voorhoofd. Ze spreidt de ogen in paniek, woest ontrukt aan haar waarschijnlijk onschuldige dromen. De staalharde blik boort zich tot in haar eigen zijn.
Even weerhoudt hij zich, genietend van zijn macht. Dan omhelzen zijn lippen haar witte nek. Even nog en hij bijt. Haar lichaam spant zich in nutteloze rebellie. En hij BIJT. Bloed vloeit en bevuilt de maagdelijke lakens. Hij vult zich en zuigt uit alle macht. Grof betast hij het lichaam onder hem. Enkel de nacht laat dit toe.
Ze voelt zich verdwaasd wegdwalen. Alsof ze zich streelt in een warm bad. De duisternis omarmt haar. Hij voedt zich en voert haar dronken. Hij zuigt, smakt en snakt naar meer. Euforisch worden ze één bloedbaan. Extatisch leidt hij haar naar de poorten van het leven. Hij leeft steeds meer; zij minder en minder.
Even daagt het: hij zal haar niet doden. Met weerzin ontrukt hij zich aan de zoete smaak. “Laat haar op krachten komen, zodat ik me weer kan laven aan haar levensgenot.”
Vlug kuist hij zijn bevlekte lippen. Het warme vocht druipt in zijn keel.
Ze ademt nog, moeilijk maar ze ademt nog. Even nog kust hij de wonde en verdwijnt.

Geen opmerkingen: